14 september 2007

Ooit van Elim gehoord?

Het bijbelboek Exodus vertelt van Israëls bevrijding uit de slavernij van Egypte, het vluchten met de dood op de hielen; ternauwernood zijn zij ontkomen. Dan komen ze in de woestijn, waar het water bitter blijkt te zijn. Het is allemaal een beeld van ons bestaan. En na die eerste bittere ervaringen staat er:

Hierna kwamen ze in Elim,
een plaats met twaalf waterbronnen
en zeventig palmen;
daar sloegen zij hun tenten op aan het water

Exodus 15,27














Elim. Hoeveel kerkelijke zaaltjes en bijgebouwtjes in het protestantisme heten niet Elim? Rehoboth, komt ook veel voor. Maar Elim óók. De naam Elim betekent iets van sterkte, of iets met eikenbomen. Maar dáárvoor zal men die naam niet hebben gekozen. Ik denk dat het met twee andere dingen te maken heeft:

- het is de allereerste rustplaats op de woestijnreis van het bevrijde slavenvolk; ze zijn na de doortocht door de Schelfzee op het droge geklommen. Drie dagen trekken ze door de woestijn zonder water te vinden. En als ze water vinden – bij Mara – blijkt het bitter en dus ondrinkbaar te zijn. Het volk murmureert tegen Mozes; Mozes zoekt Gods nabijheid; en met behulp van een stuk hout wordt het water toch drinkbaar. Daarna komen ze in Elim, de eerste pleisterplaats in de woestijn. Dus dat zou de reden kunnen zijn om die naam te kiezen; we gaan op weg, we trekken voort zonder te weten waar we komen zullen, zoals Abraham, en we stuiten op een oase. Elim heeft dus vooral dié betekenis: oase.

- de tweede reden om de naam Elim voor je kerk- of wijkgebouw te kiezen, kan de omschrijving zijn die wordt gegeven: “En daar waren twaalf waterbronnen en zeventig palmen”. Nou, er zijn oases met minder water en minder palmen; misschien één bron, en wat groene struiken en wat gras. Maar van Elim wordt iets ànders verteld. Deze oase neemt haast mythische proporties aan! Zie ze daar trekken, de 12 stammen met elk 12.000 mensen – een schare van 144.000, een schare die niemand tellen kan. Elke stam kan zich te rusten leggen in grazige weiden, aan koele wateren, aan de eigen bron. Daar vloeien de bronnen van levend water.

En als ze daar dan op hun rug gaan liggen en de schapenwolkjes tellen, dan wuiven daar 70 palmen. Eén van de stamhoofden – het zal het hoofd van de stam Juda geweest zijn – gaat het Mozes vertellen, dat hij 70 palmbomen heeft geteld. Zeventig?! Hoe is het mógelijk! Mozes slaat de handen voor het gezicht en roept uit: “Eeuwige God, onze Vader, koning des hemels, hoe groot is uw wijsheid, dat Gij reeds hier op deze eerste plek van onze vrijheid ons de 70 volkeren der wereld in gedachtenis brengt. Waar wij ook gaan, zij zullen bij ons zijn en met ons zijn. Nooit zullen wij leven zònder hen; altijd zullen wij weten dat Gij de God zijt van àlle volkeren op deze aarde, amen”.

Twaalf waterbronnen en zeventig palmen. Israël, omringd door de volken – en één van die 70 mogen wij zijn. Wij mogen bij Israël aan het water komen; wij mogen uit dezelfde bronnen drinken; wij mogen dezelfde God aanbidden, die mensen niet klein maakt en hen niet knecht, maar die hen bevrijdt en in de ruimte zet. Elim – het heeft bijna iets van Klein Kanaän, het is een naam die klinkt als een klok!

Een tocht door de woestijn. Gaan waar geen weg is. De woestijn is de plek van de beslissing, de keuze: welke kant wil ik op? Wegen zijn er niet; waar ik ga, daar komt een spoor, heel even. Verder is er de volstrekte leegte, waarin het mij aan elk houvast ontbreekt. De horizon is eindeloos ver weg, de vlakte volstrekt egaal, de hemel ongenaakbaar. De woestijn is een niet-land: niet het beloofde land; niet het land van het antwoord op mijn vragen. De volstrekte leegte, de afwezigheid van alles. Het meest waarschijnlijke wat je in de woestijn staat te gebeuren, is dat je afstand moet doen ook van jezelf.

Bij de franse filosoof Derrida is de woestijn eerst symbool van de leegte, van de woordeloosheid, van de onmogelijkheid om met taal het geheim te omschrijven. Integendeel: taal holt elk geheim uit, zegt hij. Maar in de woestijn is nòg een woestijn: dat is datgene waar geen woorden voor zijn; het onzegbare, het totaal andere, dat er slechts is als onbepaalde openheid, toekomstigheid en appèl tot rechtvaardigheid. Deze láátste woestijn is de kans, de mogelijkheid van een àndere toekomst dan waar wij ons hier en nu bevinden.

Er is dus een woestijn van de taal, waar we op totale leegte stuiten; maar ook is er een woestijn in de woestijn, waar het geheel andere is: de totale openheid, en dus ook elke mogelijkheid van toekomst.

De mystici gebruiken het beeld van de woestijn als beeld van de leegte, van de onmogelijkheid iets over God te zeggen; je staat daar werkelijk met lege handen, verloren, zonder spoor, zonder horizon, zonder oriëntatiepunt. Ook u en ik kunnen dat moment of die situatie ervaren.

Het andere wat de mystici zeggen is, dat in dat onzegbare, in die sprakeloosheid waar geen woorden voor zijn, dat dáár de Eeuwige woont – onttrokken en ontheven aan onze grijpgrage woorden en omschrijvingen. Die leegte van de woestijn blijkt dan ineens Gods eigen ruimte te zijn; een plek waar hij wonen kan. De leegte wordt dan tot ruimte.

Soms erváren mensen dat ook. Meerdere keren hebben mensen mij gezegd: ‘Dominee, ik sta ineens met lége handen; ik ben zomaar ineens àlles kwijt, wat ik dacht te bezitten aan geloof, Godsbeelden, etcetera’. Dat is een heel pijnlijke, kwetsbare situatie. Daar sta je dan (of lig je dan), midden in de woestijn, in de leegte. Geen horizon meer, geen oriëntatiepunt, geen oase met 12 waterbronnen en 70 palmen – alleen maar stilte en leegte.

Ik zeg dan wel eens dat dat het belàngrijkste moment van iemands leven is (niet het leukste, zeker niet!): het moment dat je waarachtig met lege handen staat. Want als je dàt overkomt,
- als je dus echt alle Godsvoorstellingen kwijt bent
- als je echt alle geloofsbeelden hebt los moeten laten
- als je geen houvast meer hebt aan de overgeleverde leer of aan de Bijbelverhalen,
dan is er een nieuwe mogelijkheid; dan zijn er kansen, dan kan het gebeuren dat de Eeuwige zèlf tot je komt. Wat jij als leegte ervaart, ziet God dan als ruimte. Als een plekje voor hem, omdat jij daar staat in al je hulpeloosheid, met lege, open handen.

Misschien is dat iets om in gedachten te houden; als we Elim verlaten hebben en de woestijn zijn ingetrokken, dat dan daar, in die leegte, dat wonder gebeuren kan: dat Hij onze leegte vervullen komt met zijn stille aanwezigheid.

1 opmerking:

kris zei

Misschien wekt dit uw interesse wel, www.elim.be en kijk eens naar hun studiedag...

m.v.g. Kris Luyckx