



Toen ik op de basisschool zat, mocht ik al zakgeld gaan verdienen, zeiden m'n ouders. Ze hadden een kennis die in het centrum van het dorp (in de Nieuwstraat) een eiergroothandel had. Daar stond een grote sorteermachine in de achterruimte. De voorruimte was bestemd voor de bestelauto, waarmee de eieren werden weggebracht. En daar stonden ook de eierkisten: houten kisten waarin 2x10 rekjes eieren pasten (op de foto zo'n kist, maar dan als speelgoedkist in gebruik).
Wat ik moest doen, was: eieren rapen. De sorteermachine tilde ze op, lichtte ze door met een lamp, woog ze, schoof ze eventueel verder door, net zolang tot ze er zachtjes van afrolden door hun gewicht. Dan wist je dus precies welk gewicht het ei had en in welke categorie het thuishoorde. Voor het van het weegpunt afrolde, kreeg het een rood stempel - en dat is nog zo. Ik heb het nu over 1959...
Ze rolden via een zachte baan naar het raapveld. Daar moest je dan in rap tempo de eieren pakken en met de punt naar beneden in zo'n rekje zetten. Tja, dan kneep je er wel eens eentje kapot. Dan werd het een vieze smeerboel en werden de volgende eieren tijdelijk via een verstelbare schuif naar een ander raapveld geleid.
Rekje vol? Dan in de kist. Hup, volgende rekje erop, enzovoorts. Zo werden de stapels hoger en hoger. Als de kist vol was, zette de baas ze weg. Ze werden hoog opgestapeld. Eén van de medewerkers was opa Nelis; die verdiende óók een zakcentje bij. Hij was schoenmaker; z'n zoons hadden de zaak in de Nieuwstraat (daar tegenover) overgenomen. Dat was een aardige, gezellige man. Die poetste met een nat doekje de vieze eieren schoon. Omdat er ook eieren in dozen van golfkarton werden verpakt, liep hij vaak met een blikje waterglas en een grote kwast rond, om die dozen met donkerbruin papieren plakband dicht te plakken. Op de kisten werden de etiketten ook met waterglas erop geplakt.
Op een dag moesten de eieren weggebracht, natuurlijk. Er was een bestelwagen; die was niet interessant. Het mooiste was als ik met de baas meemocht in zijn eigen auto. Hij had nl. een witte Borgward Isabella Combi - de mooiste auto die ik me voor kon stellen. Er zat ook zo'n oranje zonneklep voorop. En de clignoteurs gaven ook mooi oranje licht. Het interieur was fris, helder, met rode bekleding; heel zonnig! En dan zó'n lange naam met veel letters op de motorkap - ik vond het geweldig! We gingen ergens een polder in naar een molen, eieren brengen. Ik mocht ze dragen: zes rekjes droeg ik met m'n beide handen. Best een gewicht, maar het ging wel - tot ik struikelde. Jammer dan. Direct aanvaardden we de terugtocht. Gelukkig had hij altijd wat reserve in de auto staan, voor je weet maar nooit.... En dat moment was nu dus aangebroken. Ik was me een ongeluk geschrokken en schaamde me diep; maar hij lachte maar wat en leek het wel komisch te vinden. Ik kon de lol er niet zo van inzien. Ik weet niet of ik die week van hem m'n verdiende zakgeld heb gekregen, of niet....
-
Geen opmerkingen:
Een reactie posten