-
We moeten naar een nieuw model van kerk-zijn. Momenteel bevinden we ons in de overgangsfase van 'gevestigde' kerk naar 'huisgemeente'. Gisteren was ik bij een voorstelling van Kees Posthumus over Arminius. Hun twistpunt (predestinatie, contra Gomarus) zal toen vast wel belangrijk zijn gevonden. Het verhaal erachter is echter het consolideren van de politieke macht door de Calvinisten en het niet dulden van een tweedeling. Eén dominante ideologie moest er zijn. Andersdenkenden moest het zwijgen worden opgelegd, wat verschrikkelijke gevolgen had.
Maar goed, over die vragen gaat het nu niet in onze dagen. We zien een enorme krimp van gevestigde kerken, en een kleine overloop naar nieuwe kerken. Velen verlaten dit huis voorgoed. Ik word droevig als ik zie hoe kerken proberen te redden wat er te redden valt, in plaats van de bakens eens grondig te verzetten. Niet richting Evangelicals; de liederen en belijdenissen daar getuigen van vroeger en niet van nu. Ze verwoorden oude waarheden. Wij moeten de dingen niet alleen anders zeggen; we moeten juist geheel andere dingen zeggen. Altijd weer valt mij op, hoe in het rabbijnse Jodendom niet de geloofsleer, maar de ethiek centraal staat. Niet het hiernamaals, maar het leven van vandaag, samen met anderen. De centrale vraag is niet of God bestaat en of er een hiernamaals of weet ik wat is; nee, de kernvraag is: hoe goed te leven?
'Goed' betekent hier: humaan, barmhartig, rechtvaardig, met compassie. Dat is wat we steeds zien in Jezus' omgaan met mensen. Zijn je denkbeelden dan relevant? Je mensbeeld, ja, dat denk ik wel. Op verzoek van doopouders had ik het zondagavond over de barmhartige Samaritaan. Later zeiden ze: we waren verbaasd en verrast over wie mijn naaste is! Toen we daarover doorspraken, kwam er dit uit: in onze cultuur is het gangbaar om de naaste te zien als een arm en hulpbehoevend mens, dichtbij of ver weg. Bijna iedereen kan zo onze naaste zijn en zo het object worden van onze hulpverlening of barmhartigheid. In dat concept blijf IK in het centrum staan; de naaste bevindt zich in de periferie.
Het verhaal van Jezus (Lucas 10,25-37) leert ons dat wijzèlf ons in de periferie bevinden en dat degene die ons te hulp schiet, onze naaste is. De naaste is de mens die naar mij omziet in mijn nood, en niet het object van mijn liefdadigheid.
Onze 'ideologie' is hard aan herziening toe. Kerken, evangelisten, diakonieën en kerkelijke websites hebben allemaal iets aan de ander te bieden en zijn zelden gericht op het ontvangen en luisteren naar wat van de andere kant komt. Kun je dan wel naar God horen, die immers ook tot ons spreekt 'van de overkant'? Zijn we als kerkelijke gemeente ingesteld op het luisteren en antwoord geven op vragen die worden gesteld? Misschien is onze belangrijkste opdracht in deze dagen: het stellen van vragen. Vragen aan de zorg-economie, vragen aan de banken die producten in de markt zetten in plaats van diensten te verlenen. Als we als kerk daaraan meedoen en ook boodschappen en producten in de markt zetten, worden we onder de voet gelopen door instellingen die dat veel beter doen.
Waar is de kerk, parochie of gemeente die serieus het gesprek aangaat over onze markt-economie? Die de politieke discussie aangaat over marktwerking in de zorg? Telkens trekken we ons terug op interessante lezingen over bijna-dood-ervaringen, over de vraag of God bestaat, of de wereld in 6 dagen is geschapen (waarbij we de schepping van de sabbath als rustdag voor het gemak maar even vergeten), etc. We sluiten ons op in onze eigen kooi, in onze eigen gevangenis. Dat onze plek aan de marge is, is niet erg. Dat is juist heel goed! Maar waarom sluiten we ons op?
Discussies over geloofsvoorstellingen vind ik zinloos en heilloos; kathedralen van zeker weten bestaan voor mij niet. Wat mij met kerkmensen bindt, is aangeraakt te zijn door Jezus, de man van Nazareth, de kerstman van Bethlehem. Meer theologie hoeft toch niet?
-
24 maart 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten