11 mei 2010

Jesaja 43

-

Maar nu zegt je schepper, o Jakob,
en je vormgever, o Israël:
vrees niet, Ik heb je gered,
Ik heb je bij je naam geroepen,
jij hoort bij mij;
al moet je door diep water,
Ik ga met je mee,
rivieren spoelen jou niet weg;
al moet je door het vuur,
de vlam verteert je niet
want Ik, de Eeuwige, ben je God,
de God van Israël, je bevrijder;
anderen geef Ik als losgeld voor jou,
omdat je kostbaar bent in m'n ogen,
Ik heb je lief!
Alles wat me lief is
ben Ik bereid op te geven voor jou!

Vrees niet, Ik ben met je,
van overal breng Ik je kinderen thuis,
uit alle windstreken, van de einden der aarde.

Wie het niet zien wil of horen
breng ze naar buiten,
volkeren uit alle landen;
ouwe koek vertellen ze ons;
laten ze komen met hun getuigen,
dan zien we of het terecht is;
ze horen het en zeggen dan:
wis en waarachtig!

Jullie zijn mijn getuigen,
dat jullie het in mogen zien
en Mij zult vertrouwen:
dat Ik het ben, de enige en de Eeuwige;
voor mij of na mij is er geen God,
geen God die bevrijdt.

Ik kondig het aan, Ik bevrijd,
Ik laat het je weten
zodat het niemand meer vreemd is;
jullie zijn mijn getuigen:
Ik ben het; niemand redt uit mijn hand
en wat Ik doe: wie houdt het tegen?

Zo zegt jullie Redder:
Ik stuur iemand naar Babel om jullie te redden,
zodat de Chaldeeën allemaal vluchten
op hun trotse schepen.

Ik ben het, de Eeuwige, jullie heilige,
schepper van Israël, jullie koning,
die een weg door de zee maak,
een doorgang door de wateren,
die legers laat uitrukken
en machteloos maakt: niks kunnen ze meer.

Vergelijk het niet met vroeger,
want zie, Ik laat iets nieuws beginnen;
het is al begonnen; merk je het niet?
Ik maak wegen in de woestijn,
waterstromen in de steppe;
al wat daar leeft prijst mijn naam:
water gaf Ik in de woestijn
om mijn lieve volk te drinken te geven;
dit volk heb Ik zelf vormgegeven,
Mij zullen ze loven en prijzen.

Niet heb jij Mij geroepen, o Jakob,
of voor mij moeite gedaan, Israël!
Offers kreeg Ik niet, die hoefde Ik niet,
Ik viel je niet lastig om wierook;
geurbundels gaf je Mij niet,
vette spijs gaf je Mij niet te eten;
met je zonden viel je Mij lastig,
met je onrecht vermoeide je Mij;
maar Ik doe ze weg, om Mijnentwil,
aan je zonden zal Ik niet denken.

Vergeet Ik iets? Zullen we procederen?
Doe je verhaal,
dan zien we wel wie gelijk heeft!
Je voorgeslacht heeft al gezondigd,
je voormannen waren al overtreders;
daarom gaf Ik vorsten prijs,
gaf Ik Jakob en Israël over aan laster.
-

Geen opmerkingen: