-
Literatuur van de bovenste plank - een schokkend en verbijsterend en verbazingwekkend verhaal.
Een werkvertaling uit de Hebreeuwse grondtekst.
1 Koningen 17:7-24
7 En het geschiedde in de laatste dagen
dat de beek verdroogde
want er was geen regen in het land;
8 toen geschiedde een woord van de Eeuwige tot hem,
zeggend:
9 sta op, ga naar Sarfath bij Sidon
en ga daar wonen
zie, ik heb daar een vrouw, een weduwe
geboden je te eten te geven.
10 En hij stond op en ging naar Sarfath
en hij kwam bij de poort van de stad
en zie: daar was een vrouw, een weduwe,
houtjes aan het sprokkelen
hij riep tot haar en zei:
haal mij toch wat water hierin,
dat ik kan drinken;
11 en zij ging het halen
en hij riep tot haar en zei:
haal me toch een hap brood in je hand;
12 en zij zei:
zowaar de Here uw God leeft:
restte mij maar een broodkoek!
niets anders heb ik dan een handvol meel in de pot
en een beetje olie in de fles
zie mij toch:
twee houtjes heb ik gesprokkeld;
nu ga ik het klaarmaken voor mij en m'n zoon;
we eten het, en dan sterven wij.
13 Toen zei Elia tot haar:
vrees niet, ga maar,
doe maar zoals je gesproken hebt
alleen, maak eerst daarvan voor mij een kleine koek
en breng die naar buiten, naar mij;
voor jou en je zoon doe je het op het laatst;
14 want zo zegt de Eeuwige, de God van Israel:
het meel in de pot zal niet opraken,
en de fles olie zal niet minder worden
tot de dag dat de Eeuwige regen geven zal
op het aangezicht van de aarde;
15 en zij ging heen en deed naar het woord van Elia
en zij at, zij, hij en haar huis, dagen;
16 het meel in de pot raakte niet op
en de fles olie werd niet minder
overeenkomstig het woord van de Eeuwige
dat Hij gesproken had door de hand van Elia.
17 En het geschiedde na deze dingen
dat de zoon van de vrouw, de huisbazin, ziek werd
en het geschiedde: zijn ziekte werd zeer sterk,
totdat er in hem geen asem meer over was;
18 en zij zei tot Elia:
wat is er voor mij en voor jou, man Gods?
kwam je naar mij om me te herinneren
aan m'n ongerechtigheid,
en om m'n zoon te laten sterven?
19 En Elia zei:
geef mij je zoon
en hij nam hem van haar schoot
en deed hem opgaan naar de opkamer waar hij woonde,
en legde hem neer op zijn bed;
20 en hij riep tot de Eeuwige en zei:
Here, mijn God,
hebt Gij dan ook over de weduwe,
bij wie ik als vreemdeling vertoef,
kwaad beschikt door haar zoon te laten sterven?
21 En hij strekte zich over het kind uit,
drie keer,
en riep tot de Eeuwige en zei:
Here, mijn God,
laat toch de ziel van dit kind terugkeren
in zijn binnenste!
22 En de Eeuwige hoorde naar de stem van Elia
en terug keerde de ziel van het kind
in zijn binnenste, en hij leefde!
23 En Elia nam het kind en deed het afdalen
van de opkamer in het huis
en gaf hem aan z'n moeder
en Elia zei:
zie, uw zoon leeft!
24 En de vrouw zei tot Eliae:
nu weet ik het dat gij een man Gods zijt
en dat het woord van de Eeuwige in uw mond
betrouwbaar is.
-
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten