-
Vandaag liepen Ida en ik als tochtgenoten mee op het pionierspad. We lopen met zo’n 15 mensen van camping De Abelen in Swifterbant naar Schokkerhaven, een kleine 20 kilometer. ’s Morgens over door bomen omzoomde wegen en af en toe door een bos. Langs de weg een zandwand met honderden holen van de oeverzwaluw. Daarna de Ketelbrug over, naar de overkant. Wachten op passerende schepen. Wat een wijds water! Aan de overkant de lunchpauze. Dus éérst de overtocht, dan pas rusten.
Aan het begin van de middag verdwijnen alle wolken en trekken we met 7 mensen voort onder de blakerende zon, een tocht als veertig jaar door de woestijn. Onder aan de dijk is het niet te harden, die hitte. We klimmen naar boven en belopen de kruin; daar waait het tenminste nog wat. Een lepelaar vliegt over; op het akkerland zien we zandhoosjes voortrazen. Langzaam naderen we Schokland en Schokkerhaven. Met wat smartlappen zingen houd ik de moed erin. Hoe warm het was en hoe ver….
Tochtgenoten zijn er ook, jong en oud; trouwens, ik denk dat Ida en ik wel tot de oudsten behoren. We hebben gesprekken met mensen die je nooit eerder ontmoette en met wie nu een contact tot stand komt, omdat je elkaars tochtgenoten bent. Dat lijkt niet hetzelfde te zijn als reisgenoten. Bij een reis weet je van bestemming, doel en zin; bij deze tocht niet.
Ik vind een prima tochtgenoot, Emile; we delen veel interesses, de golflengte komt overeen; het klikt. M’n dag is al helemaal goed! Lopend door het bos een gesprek met Jasja, studentenpastor in Utrecht. We kennen samen enkele oudgedienden. Ze vertelt over hoe lastig het is om vanuit een gevestigde studentengemeente te moderniseren. In Arnhem is Didi de Mildt er hard mee bezig, maar daar kòn het dus ook. De rol van de moderne media is daarbij enorm belangrijk, want dat is de wereld van studenten.
In de lunchpauze komt Klaas Hendrikse bij ons zitten. Hij heeft het eerste deel van de tocht een heel gesprek gehad met Gerrit de Fijter, die synodevoorzitter van de PKN was toen het boek van Klaas Hendrikse verscheen: ‘Geloven in een God die niet bestaat’. De Fijter had hem toen flink aangevallen. Vandaag leren ze elkaar ook persoonlijk kennen. Hij is bezig aan een tweede boek, nu over Jezus; een vervolg dat ook wel nodig is. Naar mijn mening werd Jezus in zijn eerste boek een ondergeschoven kindje; ook vroeg ik me af waar de tegenstem, de stem van de overkant, blijft, als alles opkomt uit de menselijke ervaring. Klaas vertelt ook over het moeizame proces van het schrijven van een boek.
Als we op de brug moeten wachten voor schepen, heb ik een gesprek met Jesse, een jonge theologiestudent. Wat is er nou mooi aan om dominee te zijn? Nou, het kost me niet veel moeite om dat uit te leggen. Het eerste is, dat je vrijgesteld wordt om tijd te hebben voor mensen. Het tweede is, dat je het vertrouwen krijgt van mensen; die vertrouwen jou hun levensverhaal toe. Het derde is, dat je in een kerkdienst die bijzondere bijbelverhalen met hen mag doornemen. Het allerbelangrijkste is dat je van mensen houdt, zeg ik. En van verhalen.
Hij vraagt ook naar zin, doel en betekenis van het leven. Is dat dat je ziel na je dood in de hemel komt? Eerst zet ik uiteen dat wanneer je sterft, je ook helemaal sterft; er is niets van ons wat niet aan de dood is onderworpen. Waar halen we dat vandaan, die eeuwigheid van de ziel? Het lijkt me zeker niet bijbels. In de tweede plaats weten we eigenlijk niks van het hiernamaals. We hebben wel ideeën en fantasieën; maar wat wéten we eigenlijk? En: waarom is dat zo belangrijk? Veel belangrijker is naar mijn overtuiging Pasen: de verkondiging dat God een mens vasthoudt, zelfs door de dood heen. Dat hij ons opnieuw tot leven kan wekken, uit welke dood dan ook. Dat heeft met Gods trouw te maken. Dat is voor mij de kern van het geloof: de trouw van God, die zegt: Ik zal er zijn voor jou. De rest laat ik dan ook vol vertrouwen aan hem over. Maar nieuwsgierig ben ikzelf toch ook wel een beetje.
Na de brug trek ik weer op met Emile, soms in stilte, soms pratend, het laatste stukje zingend, om het vol te houden; heet, heet, heet…. In Schokkerhaven zoeken we de schaduw op in het havenrestaurant, om even bij te komen. Daar vraagt Boele aan Ida, waarom ze liever kiest voor de term 'reisgenoot' dan voor 'tochtgenoot'. Maar dat heb je al gelezen in de derde alinea.
De service, de gastvrijheid en de ondersteuning van Boele en Heleen Ytsma, vader Ytsma en de jonge Joppe is geweldig; tenslotte brengen ze ons ook nog weer terug naar Swifterbant, waar de auto’s zijn achtergebleven. Daar nemen we afscheid en keren we roodverbrand huiswaarts.
De foto’s zijn genomen tijdens de lunch bij de Ketelbrug. En hieronder vind je nog een korte video-impressie.
-
25 juni 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Beste Klaas,
Het is altijd interessant om de ervaringen op je weblog te lezen. Maar bij dit verhaal wil ik toch naar de pen grijpen. Wat me raakt is dat je als predikant met zo'n grote stelligheid beweert dat de ziel geen eeuwigheid kent.We kunnen de ziel niet observeren, niet labelen, maar waarom zou het niet zelf evident kunnen zijn? De Heilige Geest kunnen we ook niet observeren. We kunnen niet zeggen, het is hier of daar, maar toch ervaren we haar innerlijke kracht in ons. Wonen in dat Licht, voorbij ons ego, voorbij aan wat we bewust zijn, of kunnen weten en/of tellen, zijn we daar niet in eeuwigheid geborgen bij God. Met onze beperkte intelligentie kunnen we niet tot het Licht komen. Maria Magdalena was ook radeloos, toen ze in het graf aankwam en het leeg vond. Alles leek voorbij, en ze hult zich in pijn en angst. Tot Jezus zelf verschijnt en haar naam noemt, dan breekt haar versluierde zicht en ziet zij Jezus in zijn ware gedaante. Ze wordt herboren in het besef van de Uiterste Werkelijkheid.
En in dat moment leven, sterven, dan zullen vandaag nog met Hem in het paradijs zijn.
Maar misschien heb jij hele andere Bijbelse argumenten om tot je stelling te komen?
Met hartelijke groet,
Janneke
Een reactie posten