26 september 2010

Arm en rijk

-
Een rijke Jood die het helemaal gemaakt had in een Godvergeten leven, kreeg tenslotte heimwee, heimwee naar de vreugde en gezelligheid van zijn jeugd, hoe ze vroeger samen Pesach vierden en zijn moeder zich tot het uiterste inspande om met eenvoudige middelen een feestelijke sedermaaltijd op tafel te toveren en zoals iedereen van de jongste tot de oudste daarin een rol kreeg… en dan die geheimzinnige lege stoel voor Elia en de deur op een kier… O, als hij dat nog weer eens kon vieren en meemaken…

Hij dwaalde door de stad keek in de winkels met alle feestelijke uitstallingen van de sedermaaltijd. Maar wat had je precies nodig en waar kon hij het vieren, hij had immers kind noch kraai… Was Elia er maar, die zou wel raad weten…

Maar wacht, wie liep daar met scherpe zoekende blik in schamele geitenvellen door de straten, als dat Elia niet was…

Diezelfde middag was de armste Jood van het stadje in opdracht van zijn vrouw naar de winkelstraat gegaan, hij wist precies wat hij moest hebben, maar had geen soe op zak om ook maar iets te kopen, was Elia er maar, die zou wel raad weten… Maar wacht, die grote vorstelijke man daar, als dat Elia niet was…

Bij de mooiste winkel, met de beste spullen, liepen ze elkaar tegen het lijf, of althans daar begonnen ze verward tegen elkaar te praten: wat heb je nodig voor de seder? Oh, zei de arme; dit en dat, een etrog, bittere kruiden, een palmtak, een wilgetak, een mirtetak, een lamsboutje… Maar dat kost zo en zoveel… Oh, zei de rijke, maar dat is geen punt, kijk hier een stuk goud en koop wat je nodig hebt! De arme wist niet hoe dankbaar en hoe snel hij de winkel in moest komen om al het benodigde te halen. Hij bedankte de rijke wel 10 maal, maar die vond het geen punt, maar de rijke had nog wel één vraag: waar gaan we het nu vie-ren?

Oh, dat is geen punt, zei de arme, kom maar mee, en hij nam de rijke mee naar zijn eenvoudige woning, waar zijn vrouw en talrij-ke kinderen al gewassen en geboend vol spanning op de uitkijk stonden, de ohs en de ahs waren niet van de lucht, de rijke voelde zich vereerd en gelukkig, de stoelen stonden al klaar, en die ene stoel daar apart op de ereplek, dat moest wel de stoel voor Elia zijn en de rijke dacht, straks zul je zien dat deze arme gastvrije gastheer Elia is, maar nog terwijl hij dat dacht werd hijzelf met zachte doch dringende hand door de arme op Elia’s stoel ge-plaatst: Ik wist wel goede, gulle rijkerd, zei hij, dat je Elia was, stil, ontken het maar niet! ……
-

Geen opmerkingen: