17 september 2010

De tuinman en de dood

-
Vandaag met twee anderen de tuin van de pastorie, die we eind juli verlieten, eens grondig onder handen genomen: gras maaien, heggen snoeien (beukenhaag, taxus, conifeer, totaal ongeveer 100 m., vaak 2 m. hoog). Maandag of dinsdag komen de nieuwe bewoners. Als je dan zo bezig bent, zie je hoeveel leven er afsterft, in die weken. Planten die hebben gebloeid, zaad gevormd en nu weer afsterven. Paddenstoelen die opgaan, blinken en verzinken. Voor je ogen zie je het gebeuren! De bramen waren zoet, maar de nieuwe redden het niet; die zijn  zuur. Te weinig licht en warmte gehad. De teunisbloemen zijn  voorbij, de lavendel, de goudsbloemen, om van de voorjaarsbollen nog maar niet te spreken.


Hoe zouden de vissen het hebben in de vijver? Ze hebben al weken geen voer meer gehad; maar ik denk dat er genoeg in het water zit, met al die planten en zo. Ondertussen is er veel onkruid opgeschoten tussen de tegels van het terras en van de garageoprit. Veel hebben we weggehaald; dat is de dood, zo lijkt het. Maar voor je het weet, steekt het nieuwe leven de kop op.

Overal kruipen kleine padden tevoorschijn; we storen hen in hun overdagse rust. Ze zijn heel donkerbruin, tegen het zwarte aan. Ze zoeken een veilig heenkomen onder wat zich maar aandient als schuilplaats. Het lijken me meer land- dan waterdieren, hoewel je ze altijd bij water in de buurt vindt. We laten ze leven; het komt niet in ons op om hen iets aan te doen - waarom zouden we? Hebben wij hen het leven geschonken? Kunnen wij het van hen afnemen?
-

Geen opmerkingen: