3 april 2011

Jezus en de onzin van het lijden

-
Johannes 9,1-7 en 35-38

Wat een prachtig verhaal, dat van de blindgeborene; want wat gebeurt er allemaal met hem? Wij lazen maar een klein gedeelte van dat hele hoofdstuk, dat uit zes verschillende scènes bestaat. In de opeenvolging van die scènes zie je langzaamaan van alles gebeuren.

De blindgeborene wordt van object tot subject. Hij is eerst een afhankelijk mens, een bedelaar, een gehandicapte. Hij heeft hulp nodig. Hij leeft in het donker en zoekt zijn weg naar het licht. De leerlingen van Jezus lijken geen enkele opening te zien, gezien hun opmerkingen: “Heeft hij zelf gezondigd, of zijn ouders, dat hij blind geboren is?”

Aan zo’n vraag merken we dat het om een gesloten systeem gaat, waar je ook niet meer uit kunt komen. Voor de blinde is er geen enkel perspectief: er moet sprake geweest zijn van zonde, met deze toestand als resultaat. Wat onbarmhartig is dit! “Er zal wel een reden voor zijn”, “het zal wel niet zómaar zijn!” Het is niet eens een vraag, het is eigenlijk een conclusie: òf hij, òf z’n ouders zijn er debet aan. Klaar.

Dit systeem wordt door Jezus tegengesproken en afgewezen: “Hij niet, en z’n ouders ook niet”. Die vlieger gaat niet op. In het leven van deze blinde moet Gods kracht zichtbaar worden. Gods bevrijdende, helende kracht, waardoor mensen weer mens kunnen worden. En dóór alle zes scènes heen zien we dat gebeuren. Na zijn genezing verdwijnt Jezus keer op keer uit beeld; steeds vaker verschijnt de ex-blinde in beeld, en hij voert het woord. Tot hij op het laatst een geloofsgetuigenis afgeeft. Als Jezus vraagt: “Geloof je in de mensenzoon?” - dan antwoordt hij: “Ik geloof, heer!” Het is zoveel als vragen: geloof je in je eigen kracht, geloof je dat je mens bent en ook mens kunt zijn? Jawel, dat geloof ik! En daar staat hij, rechtop, tegenover al die anderen die hem afwijzen in zijn vrijheid en zijn nieuw begin.

Nu weer even terug naar die éne vraag: Hoe komt het dat hij blind geboren is? Heeft hij zèlf gezondigd, of zijn ouders? Het is een gesloten vraag; je mag kiezen uit twee antwoorden; precies de antwoorden die je helemaal niet wilt kiezen! Een gesloten systeem! Misschien herkennen we dit wel uit ons eigen leven, of uit onze omgeving: dat er een donkere oorzaak wordt gezocht èn gevonden om het lot van deze blinde mens sluitend te kunnen verklaren: “Het zal wel een reden hebben, zoiets gebeurt niet zómaar.” Ik hoor het wel eens om mij heen: “het heeft zo moeten zijn, of: het was haar tijd”.

Zo’n denken gaat ervan uit dat ons lot beschikt is; dat het vastligt. Ten diepste toe is dat dus zeer onbarmhartig voor een ieder, die blindgeboren is of gehandicapt of wat dan ook: anders dan de anderen. Dan heb je het niet best in onze wereld.

Dit is absoluut geen bijbels denken. In zijn boek ‘Edda en Thora’ legt Miskotte juist op het punt van het lot het verschil uit tussen ons Germaanse heidendom en het Jodendom. In enkele zinnen samengevat: het heidendom heeft overal een verklaring voor: het zal wel een bedoeling hebben; het zal haar tijd wel geweest zijn. Voor het heidendom is de voorgrond licht; maar de achtergrond van alles en van het menselijk lot is één groot raadsel en volkómen duister.

In het Joodse denken is het omgekeerd: het lijden van mensen van alledag slaat ons met stomheid; de zin ervan is ons volkomen duister; zwijgend zitten we 7 dagen naast Job op de grond. Maar we weten: de achtergrond is licht; er zal toekomst voor ons zijn, hoe dan ook!

Dat is ook precies de inhoud van die voor ons wat vreemde reactie van Jezus, als hij zegt: Gods werk moet in zijn leven zichtbaar worden. Oftewel: er is geen duister lot, maar alles gaat toe naar het licht. Geen allesbepalend zogenaamd zondig verleden is hier in het geding, maar een toekomst van licht die binnenbreekt in het bestaan van déze mens. En vervolgens geneest Jezus hem dan ook van zijn blindheid.

Metterdaad legt Jezus uit wat hij bedoelt: dat er geen stom lot is dat zwijgt als het graf, maar dat er een God is die aanspreekbaar is en die ons mens-zijn op het oog heeft: dat het ons góed zal gaan.

Daarom geneest hij hem – als een luid en duidelijk protest tegen al die uitspraken ‘dat het zo heeft moeten zijn’, ‘dat het zijn tijd was’, enzovoorts. Wij geloven niet in een onverzettelijk lot, maar in bevrijding, in mens-wording, altijd weer.
-

Geen opmerkingen: