Op de grote stille heide
dwaalt een herder eenzaam rond -
want hij heeft het land aan schapen
en hij houdt niet van een hond…

Kunt u daar nog tegen, tegen dat beeld van Jezus als de goede herder? Talloze kerken heten zo. In Oosterbeek, in Rotterdam-Schiebroek… Ik word er wat weeïg van. Het komt zo bedillerig over, van die niet zo welkome, goed bedoelde hulpvaardigheidsacties. Helpzucht. ‘Ja mevrouw, ik help u wel even naar de overkant’ – je moet dan trouwens zeggen: mevrouwtje. “Nee, jongeman, dat hoeft….” “Nou ik wil dat best even doen, komt u maar mee”. Je sleurt haar naar de overkant. Daar aangekomen zegt ze: “Ik wilde helemaal niet naar de overkant!” Dat soort hulpverlening bedoel ik; goed bedoeld van die goede herder, maar je zit er niét op te wachten.
En dan die schaapskooi; bent u er wel eens in geweest, op de Ginkelse hei, of bij Rheden, of in Roemenië? We krijgen dan een beeld van: “Er gaan veel makke schapen in een hok”. Beetje vol, maar wel knus en gezellig. Zoiets als Nederland, zeg maar. Je kruipt behaaglijk tegen mekaar aan; je bent veilig, je bent thuis, je bent geborgen. Allemaal associaties bij de evangelielezing van vandaag.
Komt die herder binnen, zegt ‘ie: Vort, d’r uit allemaal! Naar buiten! Hij jaagt de hond achter je aan, en je moet wel. Het liefst waren we binnen gebleven; warm, behaaglijk, veilig, te eten, verzorging, noem maar op. “Hij gooit z’n schapen d’r uit”, zegt het bijbelverhaal. Dus niét zo lieflijk? Nee, niet speciaal. Hij leidt ze naar buiten, staat er in de vertaling. Weet u waarnaar dat een verwijzing is? … Naar de uittocht uit Egypte. Ik, uw bevrijder, die u uit Egypteland uit het diensthuis uitgeleid heb. Dáár gaat het hier over! Eruit! Uittocht uit de duisternis, uit het land van benauwdheid en dood.
Voor veel van onze generatiegenoten is het verlaten van de kerk zo’n soort uittocht geworden. Een bevrijding uit de duistere beklemming van een goedbedoelende, welwillende club, met een clubhuis waar een muffe geur hangt, waar ze je erg helperig bejegenen maar je niet aanspreken op de volwassene in je. Je bent blij dat je eruit mag, dat je frisse lucht krijgt, dat je de blauwe hemel en de zon weer ziet en niet de donkere schaapskooi met die herder. Soms zeggen mensen dat als die boze buitenwereld nòg bozer wordt, ze allemaal weer te kooi gaan. Dan komen ze wel terug; dan zitten de kerken weer vol, straks, dominee!
Ik geloof het niet; de kerk is niet het doel. De knusheid van de gemeente ook niet. Eruit! is het devies. Kom mee naar buiten, allemaal, dan…. Weg uit de benauwdheid, uit de duisternis. Niet als dieven en rovers naar binnen klimmen in die schaapskooi; daar heb je niks te zoeken. Eruit! Moet je binnen wezen, dan gewoon door de deur. Je roept ze bij hun naam en je leidt ze naar buiten en ze volgen je, want ze kennen je stem. Bijbels gezien betekent dat: ze herkennen de woorden van bevrijding die je spreekt. Het thema dat je aansnijdt. Dat je uit bent op verlossing en bevrijding, en niet op knechting of bedilzucht.
Hier horen ook al die verlossingsverhalen thuis, waarnaar Nehemia verwijst: over de uittocht uit Egypte, uit de slavernij. Over de doortocht door het water van de zee. Over de verlossende woorden die hij bij Sinai sprak en aan mensen meegaf. Dat geeft het thema aan van deze God en van onze Bijbel: bevrijding uit duisternis en dood!
Als Jezus deze gelijkenis vertelt, begrijpen ze het niet, staat er. Geen idee waar hij het over heeft of wat hij toch wel bedoelen mag. “Ik ben de deur”, zegt hij. Nou, daar hebben we in Velp ook weer bepaalde associaties bij. Via mij, via de deur, zegt Jezus, loop je naar binnen en er weer uit en zul je weidegrond vinden. Niet binnen blijven dus, ook niet voor straf, - nee: even naar binnen om uit te huilen, om veilig en geborgen te zijn, en dan hup: er weer uit, op zoek naar weidegrond. Die vind je ook wel, maar dan moet je wel eerst er uit gaan.
Nu begrijpen we langzamerhand, dat deze gelijkenis niet over een gezellige, schemerdonkere schaapskooi gaat, waar je elkaar warm houdt en waar het veilig is. Ja, je kunt er in de nacht van je leven best even samenhokken om moed en kracht te putten. Maar als het licht weer aanbreekt, dan word je naar buiten gejaagd. Pinkeltje gaat de wijde wereld in. Dat boekje lazen we vroeger aan onze kleine kinderen voor.

Zomaar een kinderboekje. Maar toch gaat het daar ook over: de wijde wereld ingaan. Tja, en wat zal Pinkeltje daar allemaal beleven? We weten het niet. We weten niet wat het leven ons brengen gaat. We weten alleen maar wat het al gebracht hééft. Mo-menten van geluk, maar ook van groot verdriet.
Durven we dat, naar buiten? Wie is er zo sterk, zo dapper, zo moedig, dat ‘ie zegt dat ‘ie dat zomaar aandurft? Zonder angst of aarzeling? Het is niet de vraag of we de nacht in de schaapskooi door durven brengen, maar of we bij dag er weer uit durven gaan; dáár gaat het om.
En dan helpt de gelijkenis van Jezus ons. ‘Wanneer hij al zijn schapen naar buiten gebracht heeft, loopt hij voor ze uit, en de schapen volgen hem omdat ze zijn stem kennen. Iemand ànders volgen ze niet’. Een prachtig beeld, toch, voor deze zondag vlak na Pasen? ‘Hij gaat jullie voor naar Galilea; dáár zul je hem zien’. Niet in de donkerte van schaapskooi of graf, maar in het licht van Pasen. Hij gaat voor ons uit, op weg naar onbekende verten, op weg naar een nieuwe toekomst. Te lang blijven we staren in het donker en zien we niet dat er hier of daar een deur voor ons wordt geopend; dat we worden weggeroepen uit duisternis en donkerheid en dood, naar het licht, naar grazige weiden.
We worden gevraagd om aan die stem gehoor te geven. Om op die stem te vertrouwen. Want die stem, die kennen we. Die stem kennen we, ook nog van vóór Pasen. Toen dachten we: zal wel; ik weet het allemaal nog zo niet. Eerst zien, dan geloven. Na Pasen zien we ineens: Hij is het! Ik hoor het aan zij stem! Hij roept ons tot de vrijheid! Hij roept ons op om het leven in vertrouwen te leven.
Omdat hij betrouwbaar is. Dat is gebleken. Daarvan getuigt Pasen: wat hij ons heeft gezegd, dat zijn geen loze woorden gebleken. Hij heeft voor ons ècht de toekomst geopend. Een nieuwe wereld ligt voor ons open. Een vernieuwd bestaan.
Niet omdat wij zo dapper zijn. Want dat zijn wij niet.
Niet omdat wij alles zo goed weten, want we weten het niet.
Niet omdat de schaapskooi onveilig is, want dat is ‘ie niet.
Maar omdat wij geroepen worden.
Omdat wij naar buiten geroepen worden, weg uit het donker.
Nee, meer nog: omdat HIJ het is die ons roept.
Omdat we zijn stem kennen en herkennen.
Omdat we HEM vertrouwen.
Want hij is als mens die ons voorgaat, betrouwbaar gebleken. Ons vertrouwen waard. Góede herder, wordt hij wel genoemd. En dat is eigenlijk helemaal waar….
Geen opmerkingen:
Een reactie posten