31 mei 2007

Hongarije 2007

Mei 2007: naar acacialand

In ons huis in Hongarije hadden we in oktober lekkages gesignaleerd vanuit de bovenste badkamer. Er zat iets goed fout, dat was wel duidelijk! We hebben ons werkteam uit Roemenië ingeseind. Die zijn vanaf november regelmatig bezig geweest om de hele badkamer te moderniseren, wat we toch al van plan waren. De vloer moet sowieso opengebroken – dus nu dan ook maar goed.


Klaas heeft de verbouwplannen op schaal uitgetekend, de herindeling van het geheel, en zij voeren het uit. Telkens word je dan gebeld dat dit niet kan en anders moet, of dat dat om die reden niet te realiseren valt. Een voorbeeld: ze ontdekken dat achter de WC nog 20 cm. badkamerruimte gewonnen kan worden, omdat er een loze binnenmuur is. Na berekeningen blijkt die binnenmuur in de winter belangrijk voor de isolatie; ook zou de WC dan ineens vreemd midden in de badkamer staan, tenzij je weer alles op de schop neemt…
Verder hebben ze de hele bovenverdieping van behang ontdaan, de muren aangesmeerd en geverfd en het vele houtwerk 3x gelakt. Ook hebben ze het hele huis van onder tot boven binnenste buiten gekeerd en schoongemaakt. Dat gaan we dus vaker doen of laten doen!

Als we op maandag 7 mei uit Arnhem aankomen met in de aanhanger o.a. een wastafel met kraan, onderstuk en onderkastje en een hordeur, is Klaas na een kwartier al aan het klussen met de jongens.


Klaas heeft bedacht dat een aantal dingen verzaagbaar en in hoogte veranderbaar moesten zijn, want je weet immers niet wat je tegenkomt. Wel, dat komt goed van pas! Pootjes worden korter gemaakt, het tussen stuk moet lager, etc. Als we het onderkastje aan het plaatsen zijn, flapt er een deurtje open en breekt kapot vanaf het scharnierpunt. Het is minimale Gamma-kwaliteit. We maken een nieuw deurtje en versterken nu alle scharnierpunten met aluminium plaatjes.




Dinsdagmorgen 8 mei: klussen in huis
De wastafel wordt definitief geplaatst en vastgekit. Aan het eind van de ochtend vertrekt de werkploeg. En dan begint het ondankbare werk: kleine dingetjes zoals haakjes, plankjes, spiegels, handdoekenrekjes, etc. Alles uitmeten: symmetrisch, waterpas, in de voegen…. In de douche moest ook een lang handvat komen, schuin gemonteerd, voor mensen van diverse lengte. En dat dan in de voegen. Met behulp van de stelling van Pythagoras werden de zijden en de hoeken berekend en uitgevoerd – en het werkt!



Ida gaat ondertussen met de beheerder naar een kweker om bloemen, planten en kruiden voor de tuin te kopen. Ze komen terug met bakken vol geraniums, lobelia’s, petunia’s en begonia’s. Maar ook selderij, peterselie, noem maar op. De geraniums op het balkon aan de voorkant, de andere planten achter het huis en in bakken rondom. Verder nog wat spul voor de speciale bloementuin. We maakten even een overzicht van de sierplanten en bloemen, en van groenten, kruiden en fruit. Hier komt het:






Hosta
Semper Vivens
Stokroos
Schoenlapper
Narcis
Goudsbloem
Dahlia gepoot
Cosmea gezaaid
Liatris gezaaid
Oleander
Sering
Fresia gezaaid
Sierui
Blauw klokje
Zonnebloem gezaaid
Sierboon
Madeliefje
Klimroos
Acacia
Geranium
Lobelia
Petunia
Begonia
Afrikaantje
Ornithogallum
Anemoon
gezaaid

De zonnebloemen kwamen na twee dagen al op en waren na anderhalve week al 10 cm. hoog!

De lijst van groenten, kruiden en fruit:

Framboos
Braam
Kruisbes
Rode bes
Radijs
Paprika
Tomaat
Pluksla
Perzik
Jonagold
Munt
Pompoen
Koolrabi
Peterselie
Selderij
Lavas
Ui
Rode biet
Abrikoos

Dinsdagmiddag krijgen we bezoek van Margit Nagy uit Novi Sad (Servië, Vojvodina). Een paar projecten van haar worden vanuit Arnhem financieel ondersteund. Steun voor een onderwijscentrum voor deels moeilijk lerende kinderen uit de Hongaarse minderheid daar. Ook runt ze twee internaten voor studenten in Novi Sad. Er is grote armoede, de lonen zijn bizar laag (€ 70-100 per maand), er is veel verbittering en er zijn veel door de oorlog gebroken gezinnen.




Woensdag 9 mei is Ida druk met de tuin klaarmaken en plantjes in potten en bakken zetten en die op hun plek monteren, zodat ze niet wegwaaien. Ook sorteert ze alle boeken in huis en gooit en geeft veel weg; ook al het beddengoed wordt nagekeken en zonodig vervangen. We repareren de slaapbank in de woonkamer, zodat die zich weer normaal uitklapt en opvouwt. Niet dat er ooit op geslapen wordt, maar het zitdeel schoof steeds naar voren en dat was lastig. Op de 2p. slaapkamer op de bovenverdieping zetten we samen een chromen rek met 4 planken in elkaar, dat op de grond staat en bovenaan in het plafond wordt vastgeschroefd. OK, het staat een beetje scheef, maar dat zij zo.

Klaas maakt allerlei plankjes zoals voor de Dvd-speler en decoder, en in een keukenkastje voor de steengril die we cadeau kregen. Ook weer een verhaal. We hebben een standaard keukenkastplank nodig van 56x56,5 cm. In Székesfehérvar (waar we ook twee nieuwe kussens kopen) niet te vinden. Dan gaan we naar de Bricostore, waar de keuken vandaan komt. Ook daar niet. Maar goed, we hebben de maten, dus laten we er een op maat zagen. Thuisgekomen blijkt de zaagman waarschijnlijk dyslectisch te zijn, want de plank meet 65x65,5 cm. Stom dat we het ter plekke niet hebben gecontroleerd – maar ja, je denkt dat dat dus gewoon goed wordt gedaan. Nee, dus… Ik wil niet terug, want dat is heen en weer 40 km. Dus op zoek naar de houtzagerij in de buurt. Ik weet zeker dat die niet in de 5e straat zit, maar in de 2e, 3e, 4e of 6e. Ik rij rond en zoek en zoek, maar vind hem niet. Ik vraag een bouwvakker of die het weet. “Ja”, zegt hij, “in de straat hierachter hoor ik vaak een cirkelzaag gaan”. De 5e straat, dus – en inderdaad. De man heeft een klein werkplaatsje achter het huis. Hij staat mij vriendelijk te woord en zal het netjes doen. Dan zie ik de cirkelzaag: een zaagblad van wel 4 mm dik met héle grote tanden! De brokken zullen om m’n oren vliegen, verwacht ik. Want dat wit geplastificeerde spaanplaat spettert nogal bij het zagen, zeker met een grove zaag.

Het instellen van de zaagtafel is zo’n 10 minuten werk. Het is nl. een oude houten werkbank zonder maatindeling. De man schuift een balkje over het blad heen en weer en zet het dan vast met lijmklemmen. Nog weer eens meten, weer 3 mm verschuiven, dan weer meten wat er af moet en hoe zich dat verhoudt tot de dikte van de zaagsnede, weer aanpassen, vastzetten, nog een keer checken en dan… zagen maar! En dat dus twee keer. De splinters vliegen me inderdaad om de oren; ik houd m’n hart vast. Het eindresultaat is niet slecht, alleen wat rafelig. De mooiste rand (van de fabriek) plak ik af met een daarvoor bestemde strook (met hulp van het strijkijzer). Verder draai ik de plank zo dat de slechtste kanten achter- en onderaan komen te liggen. Klaar. Maar toch weer een hele middag werk, op deze manier. ’s Avonds eten we weer eens heerlijk in de pizzeria van buurdorp Kápolnásnyék voor € 6 p.p., inclusief drinken.

Donderdag 10 mei: naar het ziekenhuis
We gaan verder met dit soort kleine klusjes. Ida heeft wat roodglazen kannen en vazen uit Roemenië bovenop een kast gezet. Ik moet erachter zijn, een stekker eruit trekken. Gaat moeizaam. Dan schiet ‘ie los … een zware glazen kan dondert van de kast af op Ida’s hoofd en breekt in stukken. Ineens een bloedbad van midden op haar hoofd langs de neus over haar gezicht en het druipt op de vloer – alles zit onder! “Wat gebeurt er”, vraagt ze, “is er een aardbeving of zo?”
Even kijken of er nog glas in haar huid zit; kennelijk niet. Dan met een nat washandje alles deppen en proberen te stelpen. Dat lukt. Het is half één. Ik bel de dokter, want de wond is toch meer dan drie cm. en zal moeten worden gehecht. Hij is nog in de praktijk en zegt dat we voor het hechten van een hoofdwond naar de eerste hulp moeten van het ziekenhuis in Székesfehérvár. Paspoort mee, verzekeringskaartje, geld, drinken – en om half twee komen we aan bij de eerste hulp.

Eerst kartonózni – oftewel een (elektronische) patiëntenkaart laten maken. De meisjesnaam van je moeder svp – alsof we niet liever gehecht willen worden. Nee, eerst de administratie. Na een kwartier mogen we naar de chirurgie. Daar zit een hele bult mensen te wachten; de dokter is lunchen. Iemand vraagt ons: hebt u al een visitebonnetje gekocht? Nee, dus. Wat is dat? Beneden staat een soort parkeermeter; daar moet je 300 Forint ingooien; dan krijg je een bonnetje dat je de eigen bijdrage voor de dokter hebt betaald. Ik dus naar de hal. Ik heb alleen papiergeld. Dat neemt ‘ie ook, staat erop. Ik probeer een biljet van 500 – niks. Van 1000 dan – werkt ook niet. Een man schiet mij te hulp: hij neemt alléén briefjes van 200 Forint! Tja, dat staat er niet op, en is ook heel vreemd voor een automaat die wisselt en waarin je 300 moet betalen! Ernaast staat een moderne koffieautomaat. Die neemt alle soorten papiergeld, wisselt, geeft cappuccino en is heel slim. Met het bonnetje dus weer naar boven en wachten.

Om drie uur zijn wij aan de beurt – dus al anderhalf uur aanwezig voor eerstehulp. Af en toe vloeit de wond nog wat. Ik ga ook met Ida mee naar binnen, maar wordt er vrijwel direct weer uitgebonjourd – wat Ida verhindert. Ik mag blijven. De dokter kijkt even – de zuster komt met een schaar en scheermes om het haar weg te knippen. “Ho, wacht even”, zegt de dokter, “dit ga ik anders doen: met haarknopen”. We zijn benieuwd. Na een onderzoekje van de hoofdhuid en een ontsmetting gaat hij aan de slag. Ik mag er met m’n neus bovenop staan en hij laat alles met toelichting zien.

Aan weerskanten van de snee pakt hij 2x10 haren bij elkaar, draait er een streng van en knoopt ze aan elkaar met drie knopen. Daarna wordt de boel met vloeibare pleister vastgespoten. Zo trekt hij met behulp van in totaal 4 haarknopen de wond dicht. Tien dagen niet baden, niet zwemmen, niet in de regen (die er niet is, gelukkig!). Daarna gaat de dokter zitten en duurt het nog 8 minuten voor er een behandeladvies en een beschrijving en een rekening zijn uitgedraaid. Die moeten we bij de administratie gaan voldoen, als die nog open is, in het oude hoofdgebouw A, aan de andere kant van het ziekenhuisterrein. We lopen erheen, maar om half vier is alles al uren dicht. We moeten allebei naar de WC; we zien een damestoilet, daar gaat Ida heen. Ik vraag een schoonmaakster naar het herentoilet. “Dat hebben we hier niet”. “Werken er alleen vrouwen op de administratie, dan?” “Nou, mannen zijn er ook wel, maar slechts 2 stuks (csak két szem férfi); die gebruiken ook die WC”. Goed, dan ik dus ook. Dat is nog eens gelijkheid!

Op de terugreis komen we langs de Praktiker. We zijn op zoek naar een 2-3p. bankje voor in de woonkamer. Het oude was in elkaar gezakt. Ik ga kijken en zie iets aardigs op de tuinafdeling. Ida bleef in de auto, om ‘De brug’ van Geert Mak te lezen. Ze heeft de ramen open, want het is zeer warm. Haar zwarte tasje op de grond voor de voorstoel. Dan wordt bij haar op het raam getikt: jongelui hebben een spijker onder uw wiel gelegd! Intuïtief kijkt ze niet de mensen aan die haar aanspreken, maar naar de andere kant: daar hangt een joch al naar binnen in de auto en heeft het dashboardkastje geopend. Haar tasje heeft hij op de donkere vloer niet zien liggen. Ida sluit de ramen en start de motor. Ineens is iedereen verdwenen. Het is een bekende truc, die vaak met succes wordt toegepast – nu dus niet, omdat Ida er goed alert op was.
Op de tuinafdeling vinden we precies wat we zoeken: een bankje van eucalyptushout, mèt FSC-keurmerk, lekkere kussens en aardig van vorm. Het zit prima. Dus aangeschaft en ’s avonds in elkaar gezet, waarbij de handleiding nogal onduidelijk is – maar in feite wijst het zich vanzelf.

Vrijdag 11 mei: nou wel of niet betalen?
De volgende dag moeten we toch weer in de stad zijn en dan gaan we weer naar de administratie. Hoeveel het kost? Wij dachten 1250 Forint te lezen, maar er staat op de rekening 12,50 pont (punten). Ze werken ook met een soort tariefgroepen met punten. Het blijkt ongeveer 4600 Forint te zijn, dus zeg 18 Euro. Ida ging alleen naar binnen om te betalen; ik parkeerde de auto ergens. Toen dacht ik: ik ga ook even binnen kijken; dit systeem wil ik meemaken. Als ik binnenkom, is Ida zeer verheugd, want ze heeft niet genoeg geld bij zich en wilde bij de portier om de hoek gaan pinnen. Daar is een geldautomaat.
Dan ontspint zich op de administratie tussen de drie medewerksters een discussie of dit nu betaald moet worden door de patiënt, of door de NL verzekering. Die is geldig binnen de EU. Ja, maar wat is dan het criterium? Er wordt heen en weer gebeld; ieder geeft een mening ten beste. Tenslotte grijpt één van de medewerksters de telefoon om nou echt uitsluitsel te krijgen. “Wat is het criterium? Of het dringend was? OK, dan gaan we dat checken”. Het is niet voldoende dat wij zeggen door de huisarts naar de eerstehulp gestuurd te zijn. Ze bellen chirurgie om hun mening. Die leggen uit dat het om een acute hoofdwond ging door een ongeval, die direct moest worden gehecht – dus: dringend. Dus hoeven we niet te betalen en wordt het door de verzekering afgehandeld. Komisch. Ook goed dat ze nu weer even ingewerkt zijn in het omgaan met toeristen en hun verzekering binnen de EU. Daarna naar het centrum. We parkeren bij de bloemenmarkt en kopen gelijk hangbakken met petunia’s voor onze vrienden in Szeged.

We lunchen in de uitstekende Duran-sandwichbar in het centrum. In de winkel van Sinkel (Alkalmi Edény) kopen we een prachtige emaille waterketel annex theepot voor veel mensen. Die winkel is een echte bezienswaardigheid: stamp- en stampvol met wat je maar kunt bedenken aan huishoudelijk gerei. Onder de stellingen ligt het vol, de haken en rekjes puilen uit, serviezen staan driehoog opgestapeld, de pannen reiken tot het 4 meter hoge plafond. Met een grote trapleer moeten ze er dan bijklimmen. We kopen er eigenlijk altijd wel iets; het is gewoon heerlijk om daar 20 minuten te zijn! In een sportwinkel koopt Ida een siliconenbadmuts, om toch te water te kunnen gaan.
Thuis gaat Ida weer verder met het uitsorteren van oude, overtollige boeken uit de slaapkamers, zodat er weer wat extra planken vrijkomen. De Engelse boeken gaan morgen mee naar Szeged voor de buitenlandse studenten van Irma. Daarna gaan we op bezoek bij onze beheerdersechtpaar en krijgen daar z\elfgemaakte vijgenwijn.

Zaterdag 12 mei: Szeged


Via Pusztaszabolcs – met die oerlelijke RKkerk midden op de dorpsstraat, zodat je er omheen moet rijden – naar Adony, tot we ineens op een nieuwe snelweg M6 naar Pécs terecht komen. Die gaat bijna tot Dunaföldvár, waar we over de Donau moeten; dan naar Kecskemét en over de M5 naar Szeged. Bij de Servische grens gaan we terug: te ver gereden. We moeten naar Szeged-Noord, en niet naar Zuid. In Szeged hebben we een heerlijk weekend. Zaterdagmiddag wandelen we langs de “Bosbaan”, de voor internationale wedstrijden gecreëerde roeibaan. Volgend weekend wordt daar de finale van de wereldbeker geroeid. Er kunnen zeker 4000 mensen op de tribunes zitten.




Op zondagmorgen besluiten we niet naar de kerk te gaan en een wandeling naar de gerestaureerde molen te maken, uniek in Hongarije. ’s Middags naar de thermaalbaden aan de Tisza; je kunt uit allerlei temperaturen en dieptes kiezen, en binnen of buiten. Heerlijk gesparteld, gezwommen en geluierd en weer veel bijgepraat en gelachen.








Maandag 14 mei: verse immigranten
Via Hodmezövásárhely en Orosháza gaan we naar Mezökovácsháza, dat richting Arad ligt. Jan en Ineke Maris uit Arnhem zijn daarheen verhuisd, met meeneming van haar moeder van 88 jaar. Door de Roemeniëwerkgroep in Arnhem hebben ze liefde voor de Hongaren gekregen. Ineke spreekt vlot Hongaars. Ze wonen aan het einde van een straat aan de buitenkant, die uitloopt op een akker. Rust, stilte, zon en wind. Het geluid van een hond, een haan, een trekker. Het is een boerenwoning, waaraan niets recht is en waaraan veel opgeknapt moet worden.


Vooraan is het woonhuis met een prachtige, grote woonkeuken. Daarachter een verbindingsstukje, gevolgd door wat het logeergedeelte gaat worden. Op het erf staan nog (te)veel schuurtjes en hokken. Verder is er een enorm aardbeienveld en een hooiakker bij. Ze zitten helemaal in het Hongaarse leven inmiddels. Een zoon gaat een paar dorpen verder wonen. Voor oma is de digi-tv met alle Nederlandse zenders heel belangrijk, en voor henzelf de vaste telefoon en internet. We eten van de heerlijke aardbeien. Aan het eind van de morgen keren we terug naar ons huis in Velence, waar we na een reis van vier uur aankomen. ’s Avonds komen Janneke Krijger en vriend Peter bij ons op de koffie. Janneke heeft een huisje, 6 nummers bij ons vandaan.




Dinsdag 15 mei: op naar de top
Vandaag moet het er maar eens van komen: een mooie wandeling. We rijden om 9 uur richting Nadap en parkeren aan de buitenkant van het dorp. We willen de Csucsoshegy beklimmen, een oude uitgedoofde vulkaan met een spitse top van 250 m., zoals je je als kind een berg voorstelt. Via een omweg gaan we ernaar toe. Onderweg zien we prachtige metallic groene hagedissen met een hemelsblauwe kop, meer een soort kleine leguanen, eigenlijk. Ook schiet er een slang weg en veel kleine reptielen.

Aan de voet van de berg kunnen we een eindje omhoog komen, maar stuiten dan op een ondoordringbare haag van acacia-stekelbosjes. We zoeken en tasten, vinden wildwissels, en op handen en voeten kruipen we tussen de dorens door omhoog, met opengehaalde T-shirts en armen en handen. Spannend! Regelmatig twijfelen we: gaan we verder, of gaan we terug? Het is bijna niet te doen. Ineens vinden we een open plek, vlak onder de top, en zien we een sparrenbos vlakbij. Daaronder kan het niet zo dicht begroeid zijn – en inderdaad, nu schieten we op naar de top. Vlak onder de top is het weer volkomen ondoordringbaar en paden zijn er gewoonweg niet. Alsof wij de eerste menselijke wezens, of althans de eerste Nederlanders zijn, die deze top bedwingen. We hebben geen vlaggetje bij ons.

Ook de afdaling gaat weer op handen en voeten, kruipdoor sluipdoor, bukkend, tastend en zoekend. Bijna beneden komen we op een open plek met allemaal maïskolven, een liksteen en…. een jachthut of hoogzit. Daar wordt dus wild heengelokt en afgeschoten. Achter de hoogzit is een paadje weg uit de rimboe. Ineens staan we aan de rand van een gigantische wijngaard – want wijn verbouwen op zo’n ondergrond gaat heel goed. De wijnen van Pázmánd staan in de regio prima bekend. We volgen de route langs de wijngaard en komen dan bij een nieuwe asfaltweg, aangelegd met EU-geld. Zo wandelen we terug naar Nadap, dat als een Frans dorp boven op een andere berg ligt achter prachtig glooiende velden.


Terugrijdend langs de Bence-hegy van Velence, denken we: we rijden even omhoog naar de fam. Molnár, die daar in een van de mooiste villa’s van de wijde omtrek woont met een ongelooflijk mooi uitzicht op het Velence-meer. Hun dochter was een jaar lang au-pair bij ons, van 1990-1991. We onderhouden leuke contacten. Hij is een fervent sporter, en zij een tuinvrouw. Het gras in de parktuin ligt er droog bij. Waarom gebruik je je ondergrondse sproeiinstallatie eigenlijk niet? Die hebben we afgeschaft, vertelt hij. De eerste maand dat ze die gebruikten, een aantal jaren geleden, kregen ze een waterreking van 260.000 Forint, meer dan 1000 Euro. Dat was zelfs hen te gortig. Sindsdien laten ze de tuin meer over aan de seizoenen, behalve dan de perkplanten, die ze gewoon met de slang water geven. Over het zwembad hebben ze een schuifdak laten bouwen van acrylglas en aluminium. Dan komt er geen vuil in en blijft de warmte beter binnen. Ook helpt de zonnewarmte nu extra bij het warmhouden van het water.
We lunchen bij hen op het enorme terras onder de bogen, met uitzicht over het meer. We wanen ons aan het Lago Maggiore of zo. Ze heeft een klassieke eisoep gemaakt; een lichte groentesoep mei eieren en doorheen geslagen. En verder is er pasta met walnoot en suiker en een bak koffie toe. Heerlijk!

’s Middags begin ik aan wat een grote klus zal blijken te zijn: een aluminium hordeur klaarmaken voor de buitendeur. Gelukkig heb ik veel geschikt gereedschap en een werkbankje hiervoor beschikbaar. De maten wist ik allang: 90x205 cm. Ik ga bezig volgens de beschrijving van de bouwtekening. Wanneer ik het frame in mekaar ga passen, blijkt dat alles 5 cm te lang en te breed is. De tekening zet je echt op het verkeerde been. Vanwege de scharnierplekken moest ik boven en onder inkorten, en nu dus weer. En vanwege de handvatplek ook weer aan twee kanten. Je blijft zo aan het zagen en vijlen. Bij het voorzichtig indraaien van de schroefjes in het metaal breekt de een na de ander af. Die kan ik er weer uit gaan peuteren met een combinatietang, of ik moet de resten (die vastzitten in de gaatjes) eruit boren. Shit! Wat een kwaliteit, uit NL meegebracht! Het is een product van Hamstra uit Almere.

Na veel gezeur en gepas is de deur klaar en hebben we samen ook het horrengaas in de gleuven geduwd. Dat gaat wel goed, alsook het afsnijden van de randen van het gaas in de gleuven van het frame. Nu nog monteren. Ik zet de scharnieren precies parallel aan de rand van de deurpost. Ik hang voor proef de deur erin. Eerst denk ik: ik heb een fout gemaakt! De hordeur is helemaal scheef! Nee dus: het huis is helemaal scheef, althans de deurposten met alles erin, erop en eraan. Dan moet ik dus de scharnieren verzetten. De bovenste kan blijven zitten, de rest verplaats ik zodanig dat de deur min of meer recht komt te hangen, minstens voor het oog. Als dat klaar is en ik de deur weer afhang, blijkt ‘ie nu bovenaan te hoog te komen. Nu verzet ik weer alle scharnieren en blijf prutsen, tot alles goed is. En dat is pas de volgende middag helemaal het geval.

Dinsdagavond eten we met Janneke en Peter in de blokhut van Agárd, de Csárdás Vendéglö. Een uitstekend en gezellig en goed verzorgd restaurant, waar we bij elk verblijf wel een keer komen, omdat het altijd prima is. Ik neem mijn lievelingsgerecht: rántott sertésborda – een gepaneerde schnitzel van varkensvlees met veel lekkers er omheen. En een koolsalade erbij. Ida en Janneke nemen een 2p. schotel van het huis, met een keur aan lekkernijen.

’s Avonds worden we verwacht bij de fam. Somhegyi; ze hebben een uitgeverij. Die moesten ze aan een Amerikaanse zus verkopen om te overleven; ze zijn bij haar in dienst, formeel. Nu loopt het wel weer aardig. Hij is zeer begaafd en artistiek. Hij regisseert films, tekent tekenfilms en doet veel voor de landelijke tv. Hij heeft al meerdere prijzen gewonnen, maar nooit zelf ontvangen. Die gingen naar de tv. Zij verzorgt de uitgave van boeken, platen en kleine producties. Ze werken dag en nacht.
Hun zoon Zoltán is afgestudeerd kunsthistoricus; een zeer begaafde, leuke jongen die vele talen vloeiend spreekt: Frans, Duits, Engels, Italiaans, Esperanto, Hongaars. Ook Nederlands kan hij aardig volgen. Hij was onlangs in Parijs bij de kubistische Hongaarse graficus Konok, en kreeg ook werken van hem mee. We zijn bijzonder onder de indruk van deze kunst: heel verstild, sereen, gestileerd, met een geweldige uitstraling.

Woensdag 16 mei
Weer verder gewerkt aan de hordeur en allerlei kleine dingetjes. De hele dag weer bezig. Het hoeft allemaal niet perfect te zijn, maar wel goed genoeg. ’s Avonds eten we bij onze beheerders en rekenen met hen af. Ook overhandigen we het verhuurschema voor de zomermaanden.

Donderdag 17 mei
Vanmorgen ga ik met Janneke stappen en shoppen in Székesfehérvár. Ida blijft lekker rustig thuis. We gaan eerst een uurtje aan de koffie om even bij te praten over het leven. Janneke trekt al 35 jaar met ons op en is al heel veel met ons mee geweest naar wat toen Oost-Europa heette, maar in feite Midden-Europa is: Hongarije en Roemenië. Zelf gaat ze ook vaak naar Tsjechië en Polen.
We winkelen wat en kopen o.a. stof om de witte kussens van het bankje mee te bekleden; ook bezoeken we weer de sandwich-bar. Verder kopen we ook het grote Hongaars-Nederlandse woordenboek, dat NB zo’n 50 Euro kost! Maar we hebben het nodig en zijn er dringend aan toe.
Székesfehérvár is echt een gezellig oud stadscentrum, waar je heerlijk een dagje door kunt brengen, maar dan heb je ook echt alles wel gezien. Toch ook altijd weer leuk en de moeite waard. We komen er heel graag.

Vrijdag 18 mei: naar Roemenië
‘s Morgens om half elf stappen we in en rijden we binnendoor, via de oude weg nr. 4, naar Debrecen. We wilden via Budapest over de M3, maar iedereen raadt ons dat af, omdat de binnenstad (waar je doorheen moet) helemaal opgebroken is ivm metrobouw. Vandaar de route binnendoor. Die kost veel extra tijd. We gaan eerst naar Valea lui Mihai, achter Debrecen. Bij de grens merkt Janneke dat ze het verkeerde paspoort mee heeft: dat van vriend Peter, die thuis is gebleven. We vinden dat ze wel op de foto lijkt – al is ze duidelijk geen man. We wagen de gok. En zonder problemen komen we het land binnen. Terug zien we wel weer.

Na de grens komen we in een vervallen troosteloze wereld terecht; alles lijkt kapot, de wegen, de huizen, het straatmeubilair, de auto’s, de karren, de fietsen, de wagens met paarden. Het land ligt onbewerkt, vol met onkruid en bloeiende grassen. Pas om 16.30 uur Roemeense tijd (1 uur later) komen we aan om de aanhanger af te leveren voor een grote beurt. Ook blijven we eten bij de lui, die net onze bovenverdieping hebben verbouwd. Eén van de mannen, Kiss György, heeft de afgelopen twee jaar ontdekt dat hij een uitstekend houtsnijder is. Nu is er een expositie in het gemeentehuis, op de Acacia-dagen die gaande zijn. Daardoor kunnen we niet door het centrum heen, maar moeten we omrijden. Nergens staat iets aangegeven, dus we proberen maar wat. Aan het eind van een smalle straat kom ik aan de achterkant van een volksdanspodium uit en moet dan mèt aanhanger helemaal achteruit terug. Dat is peentjes zweten geblazen, maar het lukt. Via een enorme omweg komen we waar we zijn moeten.
Na het eten vervolgen we onze weg en komen om 21 uur aan in Bihar, 10 km ten Noorden van Oradea. Er is daar een oude aarden vesting van vóór de tijd der Hongaren; van de Avaren, zegt men. De Hongaarse en (nu) Roemeens regio heeft z’n naam aan dit oeroude dorp ontleend.
Bij onze vrienden Béla en Mimi mogen we alweer aan tafel. Hun zoon Béla wordt morgen 14 en doet zondag belijdenis in de kerk, geheel volgens het traditionele patroon, samen met 18 andere kinderen. Béla is de dominee. We hebben met hem gestudeerd in Roemenië, van 1972-74. We slapen in een huis om de hoek, wat een rijke dorpeling voor z’n schoonouders heeft gekocht. Het ziet er zeer verzorgd uit, maar ze wonen er nog niet. Er zijn nog 4 gasten: Wim en Hennie van Woerkens uit Arnhem en Lub en Geke Loosman uit Creil.

Zaterdag 19 mei
Vandaag gewoon een gezellige dag. Ik ga met zoon Lajos achter de laptop en we zoeken van alles op via internet. We bespreken computertechniek; ik laat m’n websites zien, hij vertelt van wat hij met zijn opleiding niet doet. Ida gaat met Janneke de heuvels in, met prachtig uitzicht over Bihar.

Voor het avondeten wordt door een lokaal cateringbedrijf een prachtige vlees, groente en kaasschotel afgeleverd, waar we heerlijk van eten. ’s Avonds slapen we weer in ons gastverblijf onder het veel te warme winterdekbed.

Zondag 20 mei: konfirmálás
Vandaag is het de grote dag. Zoontje Béluka is zenuwachtig, want in de kerk zullen ze worden uitgehoord over hun kennis van de Heidelberger Catechismus, die ikzelf als dominee of als jongeman nooit hoefde te leren. De jongelui hier kennen die uit het hoofd. Ik hoop van harte dat ze er wat aan zullen hebben in hun leven. Iedereen is op tijd klaar. Vanaf 9 uur is het wachten.

De broer en de moeder van Béla komen aan en we maken familie- en gezinsfoto’s.








Om 10 uur begint de dienst. De koster zit in het galmgat van de toren en ziet wanneer er moet worden geluid. De mannen zitten rechts, de vrouwen links. Ik zit naast Pityu, de broer van Béla, die me eraan herinnert dat hij dankzij een brief die ik schreef aan de minister van immigratiezaken van Oostenrijk, hij als vluchteling in Wenen mocht blijven, nadat hij eerder al was afgewezen. Langzaam herinner ik het mij weer: in een kamertje in het vluchtelingenkamp achter de schrijfmachine – inderdaad, dat heb ik toen in 1987 gedaan.

De kerkdienst is heel sfeervol; de preek natuurlijk weer veel te lang, maar wel helder en goed. Het deel met de kinderen is leuk en ontroerend. We zingen lekker en genieten ervan. Na de dienst volgt er een fotosessie bij de kerk; iedereen heeft bloemen gekregen, en natuurlijk een mooie gedenkkaart van de belijdenis. Tja, dan ben je 14 jaar….





Om 1 uur worden we naar het lokale restaurant gedirigeerd; daar wacht ons een heerlijke maaltijd met veel drank – als je dat wilt. Ze hebben kosten noch moeite gespaard om dit tot een feestelijke dag te maken. We hebben leuke ontmoetingen en gesprekken. De groten van het dorp, die veel doen voor de kerk, zijn met hun gezinnen ook uitgenodigd – totaal zo’n 30 mensen.




’s Middags maakt Ida een excursie naar de stad, om wat grote bouwprojecten van Olah Sándor te bekijken. Aan het begin van de avond komt er een man van de Rotary in Oradea om over een project te spreken, dat de Arnhemse Rotary in Bihar zou willen steunen: de bouw van een school met kantine, die tevens kookt voor de bejaarden van het dorp. Het is een leuke jonge man, die uitstekend Engels en ook wat Nederlands spreekt, omdat hij jarenlang de filiaalleider was van de ABN-AMRO in Oradea.


’s Avonds zitten we met de dorpsgroten inde tuin nog wat na te borrelen. Als we naar ons slaapadres om de hoek gaan, kunnen we het erf niet op: de poort zit op slot. Met een glaasje op voel ik me heel wat mans en slinger mezelf zonder veel moeite bovenop de poort van bijna 2.50 hoog; ik spring eraf aan de andere kant en kom terecht op elleboog en bovenbeen. Maar de schade valt mee; wat schaafwonden, meer niet. Maar het helpt ons niet: ook aan de binnenkant kan ik de poort niet openen – de sleutel hebben ze meegenomen. Maar ook dat wordt allemaal opgelost. Klaas kruipt alvast in bed, Ida praat nog lange tijd met de andere gasten.

Maandag 21 mei: terug naar Velence. Grensproblemen.
Na nog een gezellig ontbijt en een roerend afscheid, vertrekken we om 10 uur naar Valea lui Mihai, om de aanhanger weer op te halen. Om 11 uur komen we aan, precies volgens afspraak. Maar hij had pas om 3 uur op ons gerekend, en of we niet nog even een hapje blijven eten. Is in 20 minuten klaar, zegt hij. Maar we hebben ervaring met de Hongaren en weten dat ons dat 2-3 uur gaat kosten. En morgen vertrekken we naar Nederland. Vandaag willen we inpakken en het huis schoonmaken – dus we vertrekken.

Bij de grens denken we weer net zo makkelijk er doorheen te komen als op de heenweg, maar dat hadden we gedacht. Een aardige jonge Roemeense douanier bekijkt de paspoorten goed en ziet dat Janneke geen man is. We spelen open spel en zeggen dus dat ze haar paspoort heeft verwisseld met dat van Peter, die nog in Hongarije is. Wat gaan ze nu zeggen en doen? We zijn niet zenuwachtig of zo, want zij moeten het nu maar voor ons oplossen. De douane heeft een probleem, niet wij, vinden we. Dus we zitten lekker in het zonnetje af te wachten wat er nu gaat gebeuren. Hoe bent u dan het land ingekomen? Ook met deze pas. Waar? Wanneer? Hoe laat? We vertellen alles precies zoals het was en zeggen: sorry, foutje. Er wordt heel wat overlegd; er wordt gebeld, beraadslaagd, weer getelefoneerd – de paspoorten worden nog drie keer bekeken en vergeleken, net als de autopapieren. Janneke heeft gelukkig haar rijbewijs mee. Dat helpt. Na 20 minuten mogen we Hongarije binnenrijden, op weg naar ‘huis’. Om 14.30 uur zijn we weer in Velence en liggen een uurtje later te spartelen in het heerlijke water van het meer, dat inmiddels al opgewarmd is tot 20 graden.

Daarna is het inpakken, opruimen en schoonmaken geblazen, waar de hele avond mee heengaat. Om 11 uur liggen we in bed maar kunnen de slaap niet vatten. Ida stelt voor een glaasje palinka te nemen, maar dat zit de volgende morgen nog in je bloed – geen goed idee, dus. We hebben een slechte nacht en staan om 5 uur op.

Dinsdag 22 mei
Om 7 uur rijden we weg, met een lege aanhanger. We zien wel hoever we komen. De reis gaat zonder problemen, maar wel langzaam. Je moet bij de vrachtwagens blijven, die zo’n 95 km/u rijden. Het schiet gewoon niet op. Rond 17.30 uur zijn we bij Würzburg. We nemen daar een flinke pauze met een goede maaltijd. Dat houdt in dat we doorbijten en naar huis gaan. Anders hadden we rond een uur of acht een Gasthof gezocht voor de overnachting en daar lekker gegeten en gedronken. Hoe verder we komen, hoe zwaarder het wordt. Uiteindelijk rijden we ’s avonds om 23.30 uur onze straat in Arnhem in - eindelijk thuis!

Ida schrijft in het dagboek: het was een fijne, welbestede vakantie, waarin de bedwelmende geur van de bloeiende acacia in de zoele zomeravond ons welhaast tot vervoering bracht…. En zo is het.

1 opmerking:

Anoniem zei

tjee klaas & ida, wat hebben jullie weer veel meegemaakt!

weten we ook weer hoe we een hoofdwond kunnen hechten.....

ben benieuwd naar alle nieuwigheden in villa acacia.

tot gauw, ida