-
Wanneer onszelf leed treft, of wanneer je menselijk leed ontmoet, komt onwillekeurig de vraag op: waarom laat God dit toe? Dan veronderstel je vaak ongemerkt, dat er een God is die beslist over wel en niet toelaten van leed, ellende, verdriet. Dat hij (zij?) in zijn almacht de ene mens vreugde toedeelt, en de andere mens verdriet. Ik kan dat niet geloven. Wat ik wel geloof is, dat Jezus ons Gods gelaat toont - en dat is: goedheid, barmhartigheid, heelheid, liefde, vriendschap en genegenheid. Zó kennen we Hem toch?
Kwaad overkomt ons. Er zijn verschrikkelijke dingen die gebeuren. Soms (of vaak) door toedoen van mensen. Maar vaak ook onverklaarbaar, of door de natuur, of door toeval. Waarom? Op die vraag krijgen we eigenlijk geen antwoord. Waartoe? Is dat dan een betere vraag? Misschien dat je ooit, achteraf, daar nog een antwoord op vindt. Maar als je er middenin zit, ervaren we het leed dat ons treft toch meestal als negatief, als zinloos, als boosaardig? Wie leeft met het beeld van een almachtige God of dat alles de wil is van God, ervaart dan dat God en het lot samenvallen. Dat hij je vijand wordt. Want het lot kan keihard zijn.
De Bijbel vertelt ons verhalen over een andere God, die bondgenoot wil zijn tégen dat duistere lot; die niet prat gaat op almacht, maar die naast ons wil staan in het donkere tij, door mensen vol liefde om ons heen. Dat kunnen we zien aan hoe Jezus met mensen omgaat en naast hen staat. In hem wordt duidelijk: we gaan van het duister naar het licht, niet omgekeerd. De sabbat begint op de vrijdagavond, als het donker wordt, maar gaat toe naar het licht. Net als in het scheppingsverhaal. En het wordt avond en het wordt morgen, één dag.
-
6 januari 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten