24 augustus 2014

Hoe verhouden wij ons tot de wereldbrand die hoog oplaait?


Jesaja 51,1-6                                                         Boxmeer
Matth. 16,21-27                                           24 augustus 2014

Gemeente van Jezus Christus,

ik neem aan dat u niet elke dag op de website van de PKN, van de landelijke kerk, kijkt. Ik ook niet, maar toevallig deed ik dat gistermorgen vroeg wel. Er is trouwens ook een app van de PKN. Daarop kun je ook heel veel vinden. Maar ik keek dus gistermorgen even en zag daar deze regel staan: ‘Waar zijn we als kerk, nu de wereld in brand lijkt te staan? Die vraag wordt met regelmaat aan ons als Protestantse Kerk in Nederland gesteld'.

Ik herken mezelf heel goed in die vraag. Juist in deze tijden van geweld, oorlog en haat raken we gedesoriënteerd. Wat moeten we vinden, wat geloven, waarmee bezig zijn, wanneer de wereld in brand staat? Je hebt dan behoefte misschien aan leiding, aan een stukje oriëntatie; en in ieder geval aan een stuk bemoediging.

Want wat er nu allemaal gaande is: wie heeft daar een antwoord op? Wie weet wàt te zeggen? Ik merk een grote verlegenheid bij mensen, die over deze dingen nadenken - ‘deze dingen’: ik bedoel dan wat er gaande is in Oekraïne, tussen Israël en de Palestijnen, in Irak, in Syrië, in Mali, in Nigeria, in China, in…. Er is grote angst en onzekerheid onder de mensen.

Er verschijnen allerlei oproepen van mensen op Facebook, op Twitter, in kranten, op radio, tv en internet. Meestal heel simplistisch. Maar soms zetten ze je aan het nadenken. Iemand twitterde: ‘Altijd leerzaam, hoe één theatrale moord zoveel meer aandacht vangt dan het onzichtbare sterven van duizenden’. Als we dat eens tot ons laten doordringen, komen we voor heel veel vragen te staan.

Er zijn ook heel begrijpelijke oproepen om iets te doen voor de vervolgde christenen in Irak en Syrië. Dat roept dan weer de vraag op: en die vervolgde moslims dan, die met honderden tegelijk over de kling worden gejaagd? Verrassend vond ik daarom het Commentaar bij de tijd van onze synodepreses Karen van den Broeke. Ik zal er nu enkele passages uit voorlezen; bij de uitgang kunt u de tekst meenemen. Kunt u het nog eens nalezen. Ze schrijft ondermeer (nu volgt een lang citaat):

‘Syrische medechristenen in Nederland kijken ons met pijn in de ogen vragend aan. Onze eigen leden vragen: ‘Waarom gaat de Protestantse Kerk niet de barricade op?’ Voor velen is het helder: de kerk moet oproepen tot bescherming van christenen tegen Islamitisch geweld.

Een vraag die we ons daarbij als kerk altijd moeten stellen, is hoe ons handelen en spreken recht doet en dienstbaar is aan diegenen met wie we onze verbondenheid willen laten zien. Daarom luisteren we naar slachtoffers, naar de kerken uit de regio. Van de lokale kerken horen we hoe oorlogsretoriek ‘voor’ christenen ‘tegen’ Islam juist ondermijnend werkt. De lokale kerken willen zich niet isoleren van de rest van hun samenleving. Zij willen samenwerken – ook met moslims - voor welzijn, recht en vrede voor allen. Zij willen buren zijn-en-blijven van moslims en yezidi’s en met hen blijven investeren in een gedeelde toekomst met gelijke rechten voor allen. Zij doen dat met gevaar voor eigen leven. Zij vragen aan ons in het Westen om de tegenstellingen niet aan te wakkeren.

Daarom zien we in de meest letterlijke zin geen heil in een oproep om christenen als een aparte groep te beschermen tegen ‘Islamitische terreur’. Maar net als de kerken in het Midden-Oosten wil de Protestantse Kerk uiteraard wel dat er effectieve oplossingen worden gezocht om een eind te maken aan de terreur. Daarbij houden we in het oog welke verantwoordelijkheden er bij overheden en politieke partijen liggen, en welke rol bij kerken past.

Kerken zijn goed in humanitaire hulp, altijd geweest. Laten wij ons dan ook nu inzetten voor noodhulp voor slachtoffers, zodat die weer vat krijgen op hun bestaan. Laten we dat vooral doen via kerken en christelijke organisaties in Syrië en Irak: vóór iedereen maar dóór hen. Zij zijn daar goed in, bekwaam, toegerust en ervaren. Door hun werk laten zij ook zien, wat voor samenleving christenen voor ogen staat. Door hun werk  bouwen ze samen, zelfs onder de huidige omstandigheden, nog altijd met anderen aan een open toekomst voor allen. Zij zetten hun leven hiervoor op het spel. Dat vraagt van ons dat wij niet aan de kant blijven staan: we willen laten zien dat we hun inzet zien en hen steunen’.

Over deze woorden is zorgvuldig nagedacht. Onze synodevoorzitter holt niet zomaar achter een stroming of richting aan, maar weegt haar worden en gedachten zorgvuldig. Ook naar de politieke kant toe; ook vanuit strategisch oogpunt. Maar bovenal vanuit een gevoel van diepe verbondenheid met àllen die daar zo verschrikkelijk lijden.

Ik zag een foto van moslims die rijen dik op een parkeerterrein lagen; allemaal vermoord; het parkeerterrein lag vol. En op de voorgrond zag je hoe de volgende twee werden afgeknald. Ontzetting bevangt je. Hoe kunnen mensen zoiets doen? Dat kan alleen vanuit een ideologie. Een religieuze of politieke ideologie kan mensen daartoe brengen. De slachtoffers zijn in hun ogen geen mensen. Hun daad is een heldendaad of een verzetsdaad, waarmee ze het doel van hun club dichterbij brengen. Zo hebben homo’s dat ondervonden, en zigeuners, en joden, en moslims, en christenen – door de tijden heen, toen en nu, in steeds weer andere situaties.

Jesaja mag tegen het volk in ballingschap zeggen dat Hij komt om te troosten; troosten – niet slechts een arm om hen heen, maar een nieuwe stad, een nieuw Jeruzalem; de woestijn zal weer worden als Eden, de chaos wordt als de tuin van God;blijheid en vreugde vind je daar, lofgezang, stemmen die zingen. Een nieuwe toekomst dus; een wereld van vrede en recht, waar het veilig wonen zal zijn. ‘Mijn uitredding is voorgoed, mijn gerechtigheid blijvend’.

Prachtig! Maar soms ineens ook onwerkelijk. Hèbben wij iets aan deze beloften? OF, en nu draai ik het om: zouden wij ook zònder die beloften kunnen? Zonder hoop, zonder dat visioen? Misschien is de vraag: durven wij onszelf aan Gods beloften tóe te vertrouwen, erin te geloven, onszelf eraan óver te geven?

Jezus heeft een heel ander Jeruzalem meegemaakt. Een stad vol met verharde en verbitterde mensen. Mensen die elke kritische stem in de kiem willen smoren. Iedereen die vragen stelt over het waarom van hun handelen, wordt uitgerangeerd. Jezus weet dat hij zijn levenswijze met de dood zal moeten bekopen. Dat ze hem het zwijgen op zullen leggen. Maar hij weet óók dat zijn martelaarsdood een getuigenis zal zijn, een blijvende aanklacht tegen hen die aan de macht zijn – macht die ze voor zichzelf gebruiken en tégen mensen misbruiken.

Petrus denkt dat ze zich hiertegen moeten verzetten; en dat met name JEZUS zich hiertegen moet verzetten. Want je wilt als mens toch overléven? Je wilt toch niet dood? Dat wil niemand toch? Petrus denkt aan wat iedere mens wil, van nature. Dat is: léven! En daarin heeft hij geen ongelijk.

Jezus denkt aan wat iedere mens van nature NIET wil: jezelf loslaten, jezelf prijsgeven, jezelf uit handen geven, jezelf overgeven in de handen van God. Hij ziet zijn executie onontkoombaar op zich afkomen; en hij gaat het niet uit de weg. Hij omarmt zijn lot in de vorm van een kruis dat hij de heuvel op moet sleuren. Hij dóet het. Hij begeeft zich in de handen van God; en hij sluit zijn levensweg af met de woorden: Vader, vergeeft het hun, want zij weten niet wat zij doen. “Wie zijn leven probeert te behouden, zegt Jezus, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, die zal het behouden”.

Paus Franciscus heeft gebeld met de ouders van James Foley, die onthoofde Amerikaanse journalist. Hij heeft lang naar hen geluisterd en woorden van troost en bemoediging gesproken. Na dat gesprek doken opnieuw allerlei journalisten op die arme ouders, met hun camera’s, met hun microfoons, met hun vragen. Aan hen werd gevraagd of zij de moordenaars van hun zoon konden vergeven. "Niet vandaag", antwoordde de vader. "Maar als christenen zullen we dat ooit moeten doen."

Ik leg het allemaal bij u neer – ter overdenking. Dat de overwegingen van uw hart de vrede mogen dienen; dat het zo moge zijn. Amen.

Geen opmerkingen: