13 februari 2007

Reis Hongarije en Joegoslavië, herfst 2001

Reis naar Hongarije en Joegoslavië, herfst 2001

Zaterdag 6 oktober

Vrijdags wilden we vertrekken, maar ja, dat lukte natuurlijk niet. We hebben altijd véél meer voorbereidingstijd nodig, vooral om het bureau leeg te werken, en om voor alle adressen waar we heengaan van alles uit te zoeken en te regelen. We vertrokken met aardig weer naar Zuid-Duitsland, naar Simbach am Inn, een grensstadje, waar Reinhold en Maria Dries wonen. Hij is een achterneef van Ida. Ook woont daar in een verzorgingshuis zijn zuster Edeltraut, die ontzettend vriendelijk is en heel diken die heel mooi piano kan spelen, maar bij wie er (sinds haar 18e jaar) een steekje los zit.

‘s Avonds hebben we bij Reinhold nog eens de hele ellende gehoord rond het te verkopen familiehuis van Großvater Seiffert in Miltenberg, waar we ook meerdere keren geweest zijn. Soms kampeerden we daar met de kinderen in de enorme tuin; soms sliepen we samen in het oeroude echtelijke familiebed. Toen we dat verhaal ophaalden, geloofde hij zijn oren niet; bij zijn weten had nooit iemand anders in het heilige bed van grootouders Seiffert mogen slapen! Wij dus wel.

Zondag 7 oktober

Een heerlijk ontbijt op het terras, terwijl de kerkklokken luiden. Edeltraut komt ons bezoeken. We bekijken samen een prachtig fotoboek met tuinplanten, waar ze dol op is. Ze vertelt er van alles bij. Ook vertelt ze de meest fantastische verhalen over piratenschepen op de Donau, en nog veel meer.

Om half twaalf vervolgen we onze reis naar Hongarije. Alles gaat weer voortreffelijk, behalve het tanken. Kennelijk is de luchtafvoerbuis uit de tank verstopt. Bij een pomp sloopt iemand voor ons de trechter uit de vulopening, waarmee het probleem (voorlopig) is opgelost. Met het mooiste weer van de wereld komen we in Velence aan, waar het huis er als een juweeltje bijstaat. Wat een heerlijk plekje! Omdat we geen sleutel hebben, gaan we eerst naar de beheerders, József en Erzsi; die hebben met het eten op ons gerekend. Ze hebben altijd van die worstgerechten: gebraden leverworst, bloedworst en rookworst. Brrrr…. Ik eet wat rookworst met brood en aardappel. Ida smult van haar deel. Daarna gaan we aan de slag: alles ons hol inslepen en installeren, waaronder ook Ida’s laptop. We draaien nieuwe CD’s die we mee hebben gebracht, en genieten buiten nog van de schitterende tuin met groenten zoals wortels, peterselie, pompoen, tomaten en paprika's en bloemen: fleurige dahlia's, fel oranje afrikaantjes en nog één geelroze roos.De nieuwe scheuten van de oude, omgewaaide acaciaboom zijn inmiddels al 4 meter hoog!

Maandag 8 oktober

Er moeten boodschappen worden gehaald, en er zijn altijd kleine klusjes te doen. We gaan samen op pad, en kopen o.a. chroomreiniger. We hebben nl. een Koelstra-kinderwagen (chroom; bruine ribstof bekleding) meegebracht voor een vrouw in Novi Sad, die straatarm is en binnenkort moet bevallen. ‘s Middags zitten we in de zonovergoten tuin (27 graden) al het chroom op te poetsen. Het wordt weer als nieuw! Ik wist dat dat met chroom heel goed kan; het resultaat is dan echt ook geweldig! Een genoegen om dat ding straks mee te nemen naar Servië. ‘s Avonds eten we heerlijk in het blokhutrestaurant in Agárd, in de Gulyás Csárda.

Dinsdag 9 oktober

Als we uitgeslapen en uitgeluierd zijn vertrekken we naar de overkant van het meer. We willen naar de Angelika-bron wandelen. We blijken op een ander punt te zijn dan we dachten, en komen op een doodlopende weg bij een nieuw landhuis, dat daar door een Oostenrijkse ‘uri ember’ (een rijke heer) wordt gebouwd, met prachtig uitzicht over het meer. Nou, wij hebben óók uitzicht op het meer, plus dat we er in 10 minuten heen kunnen lopen om te gaan baden. Dit soort mensen doet dat waarschijnlijk niet, maar maakt een eigen bad in de tuin. Na een prachtige wandeltocht komen we bij de bron, die bijna droog is na een gloeiend hete zomer. Boven bij de oorsprong van de bron groeit wilde thijm. We verzamelen wat en picknicken daar.

Aan het begin van de middag zijn we weer thuis, want Kozma József uit Roemenië komt de trap van het terras naar de tuin brengen en monteren. De treden zijn van 40-50 mm dik acaciahout gemaakt dat 70 jaar goed moet blijven. Via de zaak van frijlink in Velp heb ik voor hem een doos met electrisch gereedschap meegebracht, waar hij dolblij mee is. Een deel zal hij gebruiken voor het tehuis, een deel zal worden verkocht, om de verwarmingskosten te kunnen betalen. Prima.

Bij het aanbrengen van de trap blijkt die te breed te zijn. Er is een fout in de uitvoering gemaakt; de ontwerptekening klopt wel. We lossen het op door wat extra gaten in het staal te boren en andere verbindingen te maken. Ook weer geregeld. Dan moeten de voeten nog in beton gegoten worden. Dat moet 75 cm diep worden uitgegraven, vanwege de kans op vorst in de grond. Doe je het niet diep genoeg, dan wordt de betonnen voet door de bevroren grond mee omhoog gedrukt, en heb je de poppen aan het dansen. Tot ‘s avonds een uur of tien zijn we ermee zoet, in de zwoelte van de avond. Dan is alles naar ons zin en komen we naar binnen. Het is al vroeg donker, om 19 uur al.

Woensdag 10 oktober

Józsi vult nog wat laatste beton aan, en vertrekt. Ook wij gaan op pad, naar Servië. Eigenlijk naar de Vojvodina (Vajdaság), een gebied dat vroeger bij Hongarije hoorde. Nu wonen er nog zo'n 250.000 Hongaren. We gaan naar Novi Sad, om onze vriendin Margit Nagy te bezoeken, en twee projecten te bekijken. We zijn om 13 uur bij de grens, en hebben een half uur nodig om alle formaliteiten te regelen, zoals een visum en een groene kaart. Het visum kost ons 25 DM, de groene kaart 150 DM. En de autobaan 2x15 DM. En de benzine ruim 1 DM…. Alles wordt daar in Marken betaald en gerekend.Hoe moet dat nu na 1 januari 2002, als de Euro is ingevoerd? Veel mensen hebben hun spaargeld in de vorm van Marken in een ouwe sok; van de Euro horen ze weinig, dus dat wordt nog wat. Mensen die we kennen hebben we in april/ mei en ook nu weer hiervoor gewaarschuwd: dat ze het moeten wisselen in dollars, moeten wisselen in Euro’s of uit moeten geven.

Aan de rand van de stad haalt Margit ons op. Ze scheurt door de binnenstad, en wij er maar achteraan jakkeren! Eerst gaan we de babyspullen wegbrengen naar Hargita, een straatarme, zwangere kennis van Margit. De kinderwagen met inhoud is een welkom geschenk. Bovendien hebben we een complete Nederlandse thuisbevallinguitzet bij ons, van onze dochter Lieske. Ze beviel in het ziekenhuis, en had dit dus over. In Servië moet je alles wat nodig is voor de bevalling zelf aanschaffen en meebrengen. Van overheidswege (of door het ziekenfonds) wordt niets verstrekt. Verder hebben we babykleertjes van een tweeling en pakketten kleding voor de andere drie opgroeiende kinderen van Hargita. Het zijn – naast andere leuke kadootjes – ook zelfgebreide truien, gemaakt door mw. Linders uit Wageningen.

Maar eerst gaan we eten bij Margit. Haar flat ziet er weer goed uit: het dak is gerepareerd, de scheur in de muur (t.g.v. de bombardementen) is weer gedicht, de muren en plafonds zijn gewit; het is er licht en zonnig. In de verte zien we de bergen. Aan tafel overhandigen we het vele geld, dat voor haar project is bijeengebracht. Ook is er een vriendenactie geweest om haar te helpen dat dak te laten maken; in vertrouwen op een goede opbrengst heeft de Stichting Noodhulp alvast 3000 DM aan ons meegegeven. Ze ondertekent de ontvangstbewijzen, en bergt het geld op. Wat is ze blij en dankbaar voor zoveel medeleven en solidariteit! Zeer verrast is ze over de verruiming van het budget. Dat zal de medewerkers extra motiveren.

Later gaan we weer terug naar het gezin van Hargita. De kinderen hebben op ons gewacht met het uitpakken van de pakketten die voor hen zijn bestemd. Daar maken we foto’s van in de woonkeuken. Het huisje bestaat uit een totaal vervallen woon-/slaapkamer en een woonkeuken, plus een entree van 1,5 bij 1,5 meter. Daar wonen ze nu met z’n vieren. De baby moet er zometeen nog bij…. De kinderen zijn ontzettend blij met de schoolspullen, de kleding en het speelgoed, dat in de pakketten zit. De moeder, Hargita, ziet ons voor engelen aan uit de hemel, van Godswege gezonden ….

Donderdag 11 oktober

Een harde werkdag met een strak programma:

Om 8.30 uur brengen we een bezoek aan het 'Onderwijscentrum', dat door de Stichting Noodhulp in Arnhem wordt gefinancierd. We maken mee hoe de kinderen huiswerkbegeleiding krijgen in een aantal vakken. Er zijn twee groepen in de twee zaaltjes: één groep van 10-12 jaar; die doet wiskunde. Ook is er een groep van 12-14 jaar; die doet taal (Hongaars). De juf loopt heen en weer van de ene naar de andere ruimte; de tussendeur staat open. Het licht is weinig; er moeten nodig wat TL-buizen worden vervangen. We zoeken een ladder en gaan aan de slag, maar de hele installatie is krakkemikkig. Veel krijgen we niet voor elkaar. Als de kinderen even buiten spelen in de pauze, praten we met de juf. Ze is zeer betrokken en vol enthousiasme. Het project begint goed te lopen.

Nadat de kinderen weer binnen zijn en weer aan het werk, gaan we met een moeder die 40 minuten te laat is gearriveerd, naar een koffiehuis. Ze heeft gesolliciteerd om voor 50 DM per maand van 11.30-14.30 uur in het Onderwijscentrum het warme eten op te dienen. Ze moet het halen van het RK dekenaat, 200 meter verderop, hartje stad. Daar is de Oecumenische Hulpdienst gevestigd, waar warme maaltijden voor 300 armen worden klaargemaakt. Dat project wordt gefinancierd door de Duitse en Nederlandse kerken. We lopen er even heen. Margit weet de priester zover te krijgen dat hij een karretje laat maken, waarmee het eten vervoerd kan worden naar het Onderwijscentrum; rijden is beter dan tillen. In het sollicitatiegesprek gaat Margit voor ons gevoel nogal erg in op de privéomstandigheden. Dat kan daar blijkbaar nog. Ze spreken af om een maand proef te draaien. Als het goed gaat en zij op tijd komt en haar werk goed doet (ook afwassen en schoonmaken), dan kan haar aanstelling vast worden en kan haar vergoeding nog omhoog gaan.

Vervolgens tuffen we naar het meisjesinternaat voor studentes, waar we om 11 uur hebben afgesproken met de secretaresse, Zsuzsa. Het is in 2000 gestart met geld van een stichting uit Hongarije, die steun geeft aan projecten voor Hongaren buiten de grenzen. In de tuin wordt nog een ruimte met studielokalen bijgebouwd. Op de bovenverdieping kunnen dan ook nog 12 studentes wonen, naast de 18 die er nu al zijn. Er is nu een kamer van 4, van 6 en van 8 bedden (alles stapelbedden met ziekenhuisnachtkastjes als buro en enkele tafels en stoelen). Zij krijgen het eten wat overschiet van de armenkeuken. Daarnaast is er een keuken waar ze zelf wat kunnen rommelen. De sfeer is goed, in huis. Een van de studentes zit op het conservatorium, en zingt met een prachtige mezzo-stem een schitterende solo. Als ze klaar is, klinkt er applaus uit de ramen in de buurt.

Vervolgens wandelen we naar de markt, die niet zo ver weg is. Wat schilderachtig! Daar zie je alle beschikbare soorten groenten, fruit, vruchten, kruiden en specerijen, eieren, honing en noem maar op. Het ziet er allemaal nog heel zomers uit. Margit koopt een hele gezuurde kool, want ze wil gevulde koolrolletjes voor ons maken. Daarna spoeden we ons naar haar flat, om warm te eten.

Om 15 uur moeten we weer op het Onderwijscentrum zijn, voor een gesprek over het op te zetten drugspreventieproject voor pubers. Er zit daar net een groep huiswerk Engels te maken. We praten daar met Györgyi Erdös, de psychologe, en met Ferenc Németh, journalist van de 'Családi Kör' (grootste Hongaarse weekblad van de regio) en tevens vader van een van de kinderen. Hij vindt zijn eigen mening heel belangrijk en spreekt die in op zijn band. Als wij tenslotte weg moeten, stelt hij ook ons nog enkele vragen.

We spoeden ons weer henen. Om 17 uur is er bijbelkring in Budiszava, 15 km. buiten Novi Sad. Margit heeft zich enorm ingezet voor deze diaspora-gemeentes; ze heeft zelfs toestemming om daar in diensten voor te gaan, terwijl ze geen theologische opleiding heeft; op singuliere gaven werkt ze daar vrijwillig. Die gaven heeft ze zeker!

Onderweg in Káty pikken we nog drie vrouwen op, die ook meegaan. Klaas mag de bijbelkring houden. Het gaat over de rijke man en de arme Lazarus (Lucas 16:19-31). Twee dingen zijn belangrijk: de arme heeft een naam bij God: Lazarus, Eliëzer = mijn God helpt. De beslissing over je leven valt hier en nu, vóór je dood. Wat je NU doet, is beslissend, ook voor nà dit leven. Dat de arme een naam heeft bij God, spreekt hier heel erg aan. Het zijn straatarme boeren dorpsmensen. Vrouwen met zwarte hoofddoekjes, en lichtjes in de ogen. Eén van hen blijkt het hele Liedboek uit het hoofd te kennen, plus nog veel mooie andere volksliederen. In het nagesprek bij een glas Fanta en heerlijke eigen gebakken koekjes vertellen ze over de laatste oorlog in april/mei 1999 en over de bombardementen door de Navo (het dorp is niet ver van de raffinaderij). Ze zijn nog steeds verontwaardigd waarom juist Novi Sad het Navo-doelwit was in de Kosovo-oorlog. We zingen en bidden samen, en gaan er na anderhalf uur weer vandaan.

Op de terugweg moeten we nog even het bedehuis van het dorp Káty bekijken; het is de voorkamer van een boerenhuis, dat eenvoudig is ingericht. We schrijven een groet in het gastenboek, en gaan weer verder. Om 19 uur worden we bij de computercursus in het Onderwijscentrum verwacht. Daar ontmoeten we een zekere Emma, die biologisch wil gaan tuinieren. Daarvoor vraagt ze adressen en info van ons. Ze koopt zoveel mogelijk biologisch en vegetarisch eten; maar op dat gebied moet de bewustwording nog beginnen. Het is heerlijk om zo’n enthousiaste jonge vrouw te zien, die er echt in gelooft en er helemaal voor gaat. Zulke mensen werken aan een nieuwe toekomst, en die heeft dit land hard nodig!

Om 20 uur mag Ida in het meisjesinternaat de dagsluiting houden. Het gaat over de twee grote vragen die in het scheppingsverhaal aan de mens worden gesteld: ‘Waar ben jij?’ en: ‘Waar is je broeder/zuster?’ Tegenover de filosofie van Descartes, nl. ik denk en dus besta ik, staat de joodse en de christelijke visie: ik antwoord dus besta ik. Daarover hebben we een boeiend gesprek met deze open en geïnteresseerde jonge vrouwen.

Vrijdag 12 oktober

De volgende dag kunnen we uitslapen; daarna gaan we boodschappen doen, en ons voorbereiden op het uitstapje van vandaag. We lopen door de flatwijk, en zien overal in de plantsoenen betonnen verhogingen met deuren ervoor: de schuilkelders. Margit vertelt dat ze 2,5 maand lang elke nacht daarheen moest vluchten, als er weer gebombardeerd werd. Om gek van te worden. Gezinnen met kleine kinderen hadden zich er langdurig gevestigd. Ze gingen er alleen uit voor boodschappen of om naar hun werk te gaan.

Als Margit in de loop van de morgen het avondeten heeft klaargemaakt, kunnen we vertrekken naar het thermaalbad van Vrdnik, in de bergen. We stoppen onderweg om een foto te maken van het gebombardeerde tv-station en van de gebombardeerde hangbrug. Het middendeel hangt kapot in de Donau. Daardoor is de scheepvaart nog altijd gestremd. We rijden door een prachtig natuurgebied een dal tussen de bergen in. Achter een groot hotel is een enorm zwembad met heerlijk warm water. Inmiddels is de buitenlucht beduidend frisser geworden; in en onder water is het lekkerder dan erboven. We vinden een plekje uit de wind, waar we nog even kunnen zonnen. Heerlijk opgefrist keren we terug richting stad. Onderweg bezoeken we nog de gigantische burcht van Pétervárad (Petrovaradin), tegenover Novi Sad op de oever van de Donau. Vandaaruit heb je prachtig uitzicht over de hele stad. We hebben heel ons leven nog nooit zo’n groot burchtcomplex gezien, zulke dikke muren, zoveel bastions, zulke brede en diepe (nu droogstaande) grachten, en zo uitgebreid, zo doordacht, zo fraai bewaard. In veel kleine ruimtes zijn nu ateliers van kunstenaars gevestigd; ze proberen allemaal iets te verkopen.

‘s Avonds gaan we op bezoek bij de stadspredikant, Botos Elemér; zijn vrouw Andrea is ook predikante. Omdat van een maandsalaris van 300 DM niet te leven is, verdient hij bij met de handel in computers en software. Hij maakt zelf ook electronische onderdelen, insteekkaarten, CD’s, etc. Als we de grote kamer van de pastorie binnenkomen, is het een gigantische rommel op het eerste gezicht. Met grote armbewegingen worden stapels CD’s, onderdelen, loopwerken, boeken, tijdschriften, gereedschappen, kleren een halve meter opgeschoven, zodat we onze koffiekopjes op de rand kwijt kunnen. De eerste twintig minuten gaat constant de telefoon. Net als we denken maar beter weg te kunnen gaan, verandert de sfeer. Zij en hij vertellen over hun achtergrond, hun leven, hun werk, etcetera. Haar wordt kwalijk genomen dat ze in haar dorp alleen middagdiensten houdt; ‘s morgens wil ze bij hun 4 kinderen zijn, als haar man in Novi Sad voorgaat in de dienst. Onbegrip, dus.

Al laat is het, wanneer we vrienden van Margit, Erika en Nándor Burány, bezoeken. Hij is twee dagen per week docent aan een Technische Hogeschool in Subotica (Szabadka); de andere dagen is hij thuis aan het uitvinden en produceren. Aan de Universiteit in Novi Sad komt hij niet meer aan de bak, omdat hij tijdens het Milosevic-bewind 4 jaar ondergedoken heeft gezeten op een boerderij op het platteland, om niet naar het front gestuurd te worden. Ze zijn RK, hebben vier kinderen en zijn zeer actief en betrokken. Het dochtertje van 7 jaar zit tot 23 uur bij ons gesprek. Margit kan bij hen haar verhaal altijd kwijt. Daar voelt ze zich begrepen, erkend en herkend.

Zaterdag 13 oktober

Nadat Margit ons nog een interview voor het kerkblad heeft afgenomen, reizen we naar Szeged, in Zuid-Hongarije; onderweg richting Subotica kruisen we een spoorlijn, die volkomen begroeid is met struiken en dergelijke. Die moet al 10-15 jaar buiten gebruik zijn. Midden in de woestenij zien we een paar tankwagons staan, een los passagiersrijtuig en wat platte wagens – in the middle of nowhere! Je zou er een prachtige bruine foto van kunnen maken, en je zou een boek kunnen schrijven over die spoorlijn en over de wagons die daar nu zijn blijven staan. Een boeiend thema. De controle aan de grens van Servië en Hongarije is streng, grondig en vlot.

De ontvangst bij Molnár János en Baba is even hartelijk als altijd. Hij is docent kerkgeschiedenis en overhandigt ons het tweede deel van zijn kerkgeschiedenisserie. Dat is (met een jaar vertraging) vorige week verschenen. Het eerste ging over Roemenië, over het Nagyváradi Református Egyház-kerület (Hervormde Kerkdistrict Oradea) van 1918-1942. Het tweede over de periode 1942-1989, onder het Roemeense communisme. Van deze laatste periode hebben we zelf ook heel veel meegemaakt (vanaf 1972). We worden ook enkele keren in het boek genoemd. We kennen en herkennen de sfeer, de intriges, de namen, en lezen het boek als een spannende roman. De feiten zijn zeer confronterend en compromitterend voor sommige predikanten, die met de Securitate hebben samengewerkt. Hoe zal dit boek worden ontvangen??

Tussen de middag eten we aardappelpuree met gehaktballen en zure rauwkost erbij en aan het eind van de middag maken we een wandeling rond het Sziksóstó, vlak bij hen in de buurt. Een prachtig terrein met bosachtige delen en zoute meertjes en een nudistenkamp.

Zondag 14 oktober

Na het ontbijt gaan we zwemmen in het Városliget (stadspark); net over de brug van de Tisza is een heerlijk thermaalbad, waar we van genieten. Lekker liggen in de zon, of kijken naar de waterpolowedstrijd die begonnen is. Maar er zijn nog andere baden waar je in kunt. In het éne is de temperatuur 28 graden (heerlijk verfrissend), in het andere zo’n 36 graden – veel te heet, vinden wij. Het komt met 87 graden uit de grond….

Na afloop wandelen we door het fantastisch mooi opgeknapte stadscentrum van Szeged. Ben je in de buurt, ga dan even in de binnenstad kijken, in het voetgangersgebied. Prachtig plaveisel, fraaie bronzen plastieken, schitterende gebouwen in pasteltinten als roze, blauw, geel en oranje.

Gemarineerd vlees is het menu voor het middageten. Daarna geeft hun zoon Szabolcs (19 jaar) ons een pianoconcert. Hij heeft nu één jaar les, en speelt prachtige stukken van Moussorgsky en Skrabin, vol overgave. Wij zijn onder de indruk van dit jonge talent.

Aan het eind van de middag wandelen we door het dorp, waar János en Baba wonen, maar dat wel bij Szeged hoort (Kiskundorozsma). Er wordt veel gebouwd en gemoderniseerd. Maar je ziet ook nog de oude wereld van kleine boerenhuisjes, je ruikt dat mensen bij het huis soms varkens houden (waar dat nog mag). Bij de oude witte molen is een enorme protserige villa verrezen, die heel het beeld bepaalt. De molen verdwijnt erbij in het niet: een historisch plekje is hiermee definitief aangetast. Jammer.

Maandag 15 oktober

Terugreis naar Velence, via Baja en Szekszárd. We gaan eerst naar Janneke Krijger’s huis (bij ons in de straat, 6 huizen verder) om haar te begroeten; we eten daar een soepje. ‘s Avonds bellen we talloze mensen om ze uit te nodigen voor Klaas’ verjaardag.

Dinsdag 16 oktober

‘s Morgens: Ida doet boodschappen. Klaas verankert de trap naar de kelder, een zware klus. ‘s Middags wandelen we rond de Tomposberg, achter het plaatsje Pákozd. Schitterend gebied met de Anikó-bron, een andere dan de Angelika-bron. De laatstgenoemde ligt bovenop een heuvel; deze voor ons nieuwe bron ligt juist heel diep in een gleuf tussen de heuvels en de bomen. Elke keer als we het heuvelgebied aan de overkant van het meer intrekken, ontdekken we nieuwe, verrassende plekjes met mooie vergezichten, of fraaie open plekken in het bos. Aan de andere kant zien we het Vértes-gebergte, en één of ander groot kasteel in een dorpje dat we niet kennen. Het is niet Lovasberény, wat je zou kunnen denken, maar Csala. We moeten er nodig eens gaan kijken. Ook liggen achter de heuvels de meren en waterbekkens voor de regulering van het Velence-meer. De rietgebieden zijn enorm uitgebreid. Vlakbij zie je Székesfehérvár liggen. We denken nog vele, vele malen nieuwe plekjes en mogelijkheden te kunnen ontdekken.

Woensdag 17 oktober

Als we weg willen rijden, roept de buurvrouw ons te hulp; haar stokoude moeder is van het bed gevallen, en ze kan haar niet weer overeind krijgen (ze heeft maar één been; het andere is er door een trein afgereden). Na hulp geboden te hebben, gaan we naar de kerk in de Gyulai Pál utca, in het centrum van Budapest. Als we de stad binnenrijden is er een opstopping. De belangrijkste brug, de Erzsébet-híd, is afgesloten. We zullen om moeten rijden. Als er bij het probleempunt nog 3 auto’s voor ons zijn, gaat de Erzsébet-híd weer open. Als eersten tuffen we erover; de hele weg is leeg voor ons! Kennelijk is er een staatsbezoek gaande, gezien de vlaggen en de politie overal. Al met al komen we maar 5 minuten te laat, in plaats van het door ons gevreesde half uur.

De bijbelkring met de predikante Karsay Eszter is heel goed! Ze leest delen uit Ezechiël 18, over ieders persoonlijke verantwoordelijkheid. Ook komt het gesprek op een passage uit de Tien Geboden: ‘Ik die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen tot in het derde en vierde geslacht…. en die barmhartigheid doe….’ (Exodus 20:5b). Veel mensen vertellen persoonlijke levenservaringen op korte, puntige wijze. Eén vrouw vertelt bijvoorbeeld hoe ze haar oude vader heeft verzorgd, nadat ze hem had kunnen vergeven wat hij haar vroeger tekort had gedaan. Heel indrukwekkend om zo deel te nemen aan een stukje christelijke gemeenschap, midden in zo'n drukke wereldstad.

Na afloop nemen we Cili mee naar haar huis vlak bij de Margit-híd. Daar gebruiken we de middagmaaltijd. Ze heeft een heerlijke soep gekookt en gebonden met een 'habarás': zure room met witte meel gemengd en er doorheen geroerd. Als toetje eten we macaroni met suiker of maanzaad.

Om 13.30 uur moeten we op een perspresentatie van een boek over 1000 jaar Hongarije zijn, op het Ministerie van Nationaal Erfgoed. Daar zullen we Margit weer oppikken, die ook naar Budapest is gekomen. Maar het blijkt daar helemaal niet te zijn! Na veel bellen en zoeken blijken we naar de winkel van de Apáczai Uitgeverij te moeten; volgens de portier is het tien minuten lopen, en drie minuten met de auto. We gaan toch maar met de auto, en het is zeker tien minuten rijden en een half uur lopen! Als we daar aankomen, fluistert Margit – die achter de forumtafel zit – naar de gastheer: daar zijn de Hollanders! We worden welkom geheten, ontvangen een boek en lekkere hapjes, en luisteren naar de toespraken en vragen. Omstreeks 14.45 moeten we weer weg, voor een afspraak op het Ministerie van Jeugd- en Sportzaken. Maar dan moet er nog eerst een radio-interview met Margit worden gemaakt. Ze is immers voorzitter van de Bond van Hongaarse Leraren in de Vojvodina. We vragen om 10 voor 3 wat de beste route is. We rijden echter fout, maar blijken dan veel sneller via een veel kortere route te rijden, en zijn precies om 15 uur in de Hold utca. Wat kent Klaas toch goed de weg in Budapest!

We melden ons aan en worden door controlepoortjes geleid. Onze afspraak hebben we met Topolánszky Ákos, staatssecretaris voor drugspreventie, i.v.m. het drugspreventieproject dat Margit op wil zetten in Novi Sad, via het Onderwijscentrum. Een zinvol contact. Het ministerie levert kant en klare voorlichting, eigen programma’s, etcetera. Ze krijgt een CD mee, waarop allerlei projecten staan waarvoor subsidie gegeven wordt door de Hongaarse overheid, ook aan Hongaren buiten de grenzen. Ons gesprek loopt uit; we wisselen gezinsinformatie uit. Wij kennen Ákos van internationale oecumenische conferenties, o.a. in Arnhem 1989, vlak voor de omwentelingen in Oost-Europa. Klaas was meerdere keren bij hem thuis op bezoek.

Daarna hebben we rondgewandeld in de stadswijk Lipótváros, waar veel regeringsgebouwen en banken staan, en ook de nationale bank – alles in deze dagen van terreur zwaar beveiligd. De straten rond de Amerikaanse ambassade zijn allemaal afgesloten. We drinken ergens een kop koffie met een taartje, en gaan dan weer naar Velence.

Donderdag 18 oktober

Klaas’ verjaardag! Om acht uur is er een aubade aan bed; Janneke en Ida zingen ‘Lang zal hij leven’ en ‘O, wat zijn we heden blij’. Daarna volgt een luitconcert door Janneke; heerlijk! Van Ida krijg ik een schildercursusboek kado, een leren portemonnee en een pakje vijgen. Janneke heeft als kado een prachtig Nederlands kookboek over Hongaarse specialiteiten. Stap voor stap wordt alles beschreven, begeleid door kostelijke foto’s van de mensen die er typisch bij horen.

Het verjaardagsontbijt moet, tegen de traditie in, binnen worden gehouden. Het is koud en miezerig buiten. Na het ontbijt worden we actief, en gaan we de feestelijkheden verder voorbereiden. Zo hebben we voor het eerst in de oven van ons huis een verrukkelijke appeltaart gebakken.

In de middag en ‘s avonds is er veel bezoek. Mensen brengen flessen wijn, boeken en chocola mee. Het zijn leuke, gezellige ontmoetingen. Zo zijn ook bv. dominee Demeter József en Marika uit Reghin (Roemenië) aanwezig, die net een paar dagen bij hun kinderen in Budapest zijn. Bij ons ontmoeten ze de oude ds. Nagy Pista bácsi, die predikant was in Kolozsvár. Als ze elkaar begroeten, blijken ze elkaar te kennen: József is ooit leervicaris bij hem geweest! Zita, onze vroegere au-pair (1990-1991) is ook gekomen, en Margit en haar zoon Endre zijn er ook; voor Endre hebben we een goeie, vrijwel nieuwe jas, een goeie portemonnee en een horloge meegebracht. Hij is ook net jarig geweest. Ook komen er bevriende Hongaren uit de omliggende straten op bezoek: Emese Hol met twee kinderen die Nederlands èn Hongaars spreken, de familie Somhegyi met Zoltán, sinds kort student kunstgeschiedenis. Van buurvrouw Agnes krijg ik een reep chocola met amandelen. Uit Roemenië komen ook Kozma Józsi en Ditta langs, op doorreis naar Sopron. Ze blijven bij ons slapen.

Vrijdag 19 oktober

We werken in de tuin en in het huis. We moeten ook afrekenen met de beheerder. De overheid is nogal bureaucratisch ingesteld. Van de gasten die het huis huurden (soms tegen pure kostprijs) willen ze niet alleen de 150 HUF (= ƒ 1,50) per nacht ontvangen; ze willen ook de persoonsgegevens van de gasten weten. We gaan hiertegen actie ondernemen; het is waarschijnlijk een overblijfsel van het oude systeem met veel controle.

‘s Middags gaan we nog naar de ouders van Molnár Zita in hun landhuis op de berg, met uitzicht over het meer. Altijd leuk! Hij weet veel van de economie en de ontwikkeling van het land. Zij heeft 38 jaar in het onderwijs gezeten, en is nu met pensioen. Ze heeft het nu druk met haar hoogbejaarde schoonouders in Székesfehérvár.

Zaterdag 20 oktober

Grote schoonmaak. We staan om 7.30 uur uur op en om 12 uur zijn we klaar. Om 12.30 hebben we de sleutels bij de beheerders afgegeven en vertrekken we richting Duitsland. Voor de grens moeten we een uur wachten, omdat er een lang vrij weekend begint en iedereen naar Wenen wil. Wij rijden die dag door tot bij Aicha vorm Wald in Zuid-Duitsland, waar we overnachten. Er zijn daar altijd veel Nederlanders op doorreis naar Roemenië (voor de hulpverlening). We raken aan de praat met Duitsers uit Hannover, die zich in mei in Hongarije gaan vestigen, bij Keszthely aan het Balatonmeer en daar nu een huis laten bouwen.

Zondag 21 oktober

We vertrekken om een uur of acht in de morgen. Tussen de middag pauzeren we om een uur of een bij Bad Camberg. We steken af naar Gnadenthal, kopen bloemen langs de kant van de weg en brengen bij de Jesusbruderschaft een bezoek aan het graf van Hanna van der Kolk, die anderhalf jaar geleden overleed. Hanna kwam heel graag bij ons in Arnhem, en we hielden van haar. Daarna vervolgen we onze reis naar huis, en zijn rond kwart over vier thuis. We ontdekken dat we een setje huis- en autosleutels kwijt zijn en een tas. Daar zitten nota bene de adresboekjes in en de hele financiële administratie. Uit een telefoontje naar Hongarije blijken die spullen gelukkig in ons huis gevonden te zijn door de beheerders.

Thuis treffen we alles in goede orde aan, behalve dat Anneke ziek te bed ligt. Lieske is er met haar dochtertje Katja, om Anneke te verzorgen. Even later komen Duncan (haar man), Ine (haar schoonmoeder) en zoontje Julian er ook aan. Ine heeft voor de 'whole big family' gekookt! We zijn blij weer thuis te zijn, en ook blij en dankbaar voor deze mooie en bijzondere vakantie.

Ida en Klaas Eldering, Arnhem

Reis naar Roemenië - 1999

Reis van Ida en Klaas Eldering, zomer 1999

Vertrek woensdag 13 juli, thuiskomst dinsdag 3 augustus 1999, totaal 5200 kilometer.

Woensdag 13 juli

Met Maria op pad; reis naar Wenen; zij reed veel, en heel goed! Onderweg zijn er files i.v.m. ongelukken. Daarom komen we pas heel laat aan bij onze vrienden, István & Gheta Gyalai.

Bijna tien jaar geleden, na de omwenteling, kon Gheta eindelijk verenigd worden met haar man in Wenen, die in 1987 was gevlucht uit Roemenië.

István en Gheta hebben altijd zeer boeiende observaties van het leven in het Westen. Beiden zijn kunstenaar; materieel hebben ze het moeilijk. Ze kijken anders tegen de samenleving aan dan zij, wie het goed gaat of die het gemaakt hebben na hun vlucht uit Oost-Europa.

De auto konden we bij hen gelukkig op de binnenplaats stallen, zodat we die niet leeg hoefden halen. Jullie weten toch wel hoe vol die altijd is?

Donderdag 14 juli

De volgende morgen vertrekken we vroeg naar Hongarije. Tussen de middag eten we warm bij Cili, de engel van Boedapest. We laten daar een stel bontjassen uit Arnhem; die gaan door naar mensen in de Oekraïne die daar zeer blij mee zijn.

Maria laten we hier achter; ze gaat Kinga bezoeken, die ze in Casa Locarno heeft leren kennen. Ze zal op eigen gelegenheid ver­der reizen naar Zoltán in Miskolc, en dan verder naar Debrecen, waar ze aan de zomeruniversiteit een taalcursus Hongaars gaat doen, 4 weken lang.

's Middags vervolgen we onze reis naar Szeged (Zuid-Hongarije) János Molnár + Irma + zoon Szabolcs (17). Szabolcs heeft veel succes met z'n popgroep (heavy metal). Hij is de gitarist.

In de tuin bewonderen we de ondersteunde takken van de vruchtbo­men. Het is een goed abrikozenjaar.

Vrijdag 15 juli

Nagy Margit en Erika uit Novi Sad op bezoek. We horen hun oor­logsvertellingen. Ze komen ook kleding ophalen, die wij hebben meegebracht. Ze is heel blij als ze hoort dat er zoveel geld voor haar is bijeengebracht in Arnhem, méér dan wat ze anders in een maand werken verdient!

's Middags gaan we naar Opusztaszer, het nationaal openluchtmu­seum, met een panorama over de komst van de Hongaren in het Kar­paten­bekken in 890. Indrukwekkend en romantisch.

Ondertussen hebben we een gesprek over hun werk. János is z'n bibliotheekwerk zat; hij zou het liefst schrijvend en docerend verder willen gaan. De kerkgeschiedenis gaat hem steeds meer boeien. Hij gaat nu werken aan een boek over het bisdom Oradea in de periode van 1940-1989. Het zou prachtig zijn als hij daarvoor twee jaar vrijgesteld kon worden. Hij zoekt daarvoor subsidie. Met ƒ 10.000 per jaar zou dat lukken.

Zaterdag 17 juli

Eerst gewinkeld in Szeged; kinderbijbel gekocht. Er was een flin­ke keuze! 's Middags ge­zwommen bij de brug over de Tisza, in een buitenthermaalbad, waar het goed toeven was. 's Avonds naar een dixielandconcert in de openlucht op het Dom­plein, waar de hele zomer bijzondere voorstellingen worden gegeven en waar zo'n 3000 mensen op de tribunes kunnen zitten.

Zondag 18 juli

Om 10 uur naar de kerk op het Honvédtér. De vrouwelijke predi­kante (echtgenote van Bartha Tibor) bedient de doop, een jongeman preekt vaag. Heerlijk middag gegeten, met schnitzel.

's Middags naar Tiszainoka, waar we een grote machine afleveren uit de nalatenschap van Ubbo Scheffer Zijn vrouw Erzsike wil die daar gaan gebruiken in de kunstenaarskolonie. Ook brengen we een bezoek aan de moeder van Mári Erzsike, die daar in haar eentje probeert te overle­ven.­ De WC loopt door; we hebben dorspbewoners in kunnen schakelen om haar te helpen. Zelf konden we onmogelijk blijven.

Daarna volgt de reis naar Biharia (Roemenië), 8 km ten noorden van Oradea, net over de grens; we komen bij onze vrienden Béla Csernák + Mimi. Heerlijk avond gegeten, weer met schnitzel. Tot onze grote verbazing is er nu de hele dag water in de kraan! Dit dankzij een nieuwe wethouder, Darabont Sándor jr., die vastbera­den optreedt om het dorp vooruit te helpen. Dat betekent een har­de confrontatie met de onbenullige burgemeester.

Maandag 19 juli

Gesprek met de twee maatschappelijk opbouwwerksters in het dorp, plus de nieuwe maatschappelijk werkster, die daar de thuiszorg wil gaan opzetten. Hun kantoor bekeken. Het gaat goed met hun (vanuit Elden ondersteunde) project in Biharia; het geldt nu als een soort voorbeeldproject voor andere maatschappelijk opbouw­werkers die afstuderen in Oradea. Niet in de laatste plaats komt dat omdat die meiden het goed aanpakken, en omdat Béla hen als dominee alle ruimte, krediet en steun geeft, omdat hij ook het belang ervan inziet. Andere dominees gebruiken deze krachten als een soort veredelde secretaris of loopjongen/-meisje.

's Avonds een boeiend gesprek met Darabont Sándor jr., de man achter het aardgasproject.

Dinsdag 20 juli

Eerst bezoek aan Emi néni, de moeder van Béla, waar we Béla weer aantreffen. Mimi was naar de schoonheidsspecialiste. Emi néni heeft van het Verband van Hongaarse pedagogen in Roemenië een prijs gekregen, wat een (heel late) erkenning voor haar werk als lerares en mentor bete­kent. In 1956 moest ze, net als veel andere Hongaarse intellec­tuelen in Roemenië, in een fabriek gaan werken.

Dan de reis naar Cluj-Napoca; verblijf bij Eva Bak. Alle drie de dochters waren thuis: Marta met de kleine Csala, Sári en Agnes.

Ida gaat van alles regelen in de stad, o.a. met Aranka naar Berci en naar Deritei Erzsébet, pakketten afleveren. Erzsébet is een 45-jarige predikantsweduwe met een dochter en een zoon. De doch­ter is begaafd fluitiste, en bezoekt het conservatorium om mu­zieklerares te worden. De zoon is van de theologiestudie overge­stapt naar de computers, wat hem beter bevalt. Hij zei: `Ook als ouderling kan ik veel voor de kerk betekenen'. Hij was de theolo­giestudie begonnen om de lege plek van z'n vader over te nemen, maar heeft nu z'n eigen weg gekozen.

Bij Aranka en Berci kwam ook zoon Adorjáni István langs, die naar Hongarije wil emigreren. Hij is bouwkundige, een jongen met gou­den handen. In Roemenië blijkt het vreselijk moeilijk om een bouwproject te organiseren, omdat je nergens van op aankunt: de materialen die geleverd worden zijn verkeerd, komen niet of te laat, zijn defect, zijn niet te krijgen, etc. Hij wil verder, en gaat daarom naar Hongarije, waar de dingen `normaal' verlopen.

Ikzelf loop even naar het centrum en ga in de grote kathedraal zitten. Wat een heerlijke plek voor meditatie en verstilling!

Woensdag 21/7 - vrijdag 23/7:

's Morgens een kort bezoek aan Székely László, een unitarisch predikant in ruste, die een kennis in Velp heeft (Maria Moerker­ken). We hebben een pakketje voor hem en zijn vrouw meegekregen. Ze hebben elkaar 20 jaar geleden in Casa Locarno leren kennen. Ida gaat daarna naar de familie Kozma. Zoon Andris gaat met zijn gezin binnenkort naar ons huis in Velence (H). Gizi néni en Bandi bácsi zijn fysiek duidelijk oud geworden, maar geestelijk heel vitaal. Ze beginnen nu met de bouw van een bejaardenhuis voor diaconessen en andere kerkelijke werkers, vlakbij de kerk en de pastorie die ze daar de afgelopen jaren hebben neergezet. De grond voor het bejaardenhuis hebben ze met veel geluk ter be­schikking gekregen, wat ze als een wonder en zegen ervaren. Andris en Erika hadden net een kinderkamp geleid met 6 begelei­ders en 40 kinderen. De kinderen zijn nu moeilijker te hanteren dan 5 jaar geleden. Dat komt door de kabel-tv, denken ze.

's Middags gesprek met Kató, die als ouderling een straatarm ge­zin begeleidt, dat hulp uit Nederland krijgt. Zij heeft de aan­koop van hun flat geregeld (totale kosten 2000 DEM).

Reünie Cluj: 25 jaar geleden studie afgesloten!

Om 4 uur begonnen we met een 'Andacht', een korte meditatie en een gebed. Daarna volgt de ronde, waarin iedereen persoonlijk verslag doet van de afgelopen jaren. Sommigen hebben enorm gele­den onder het communisme, anderen zijn er veel gemakkelijker doorheen gekomen. Drie predikanten zijn in 1988 naar Hongarije gevlucht. Na een moeilijke overgangsperiode zijn ze nu heel actief bezig in kleine gemeentes, waar de pastorie en de kerk helemaal vervallen waren. Ze zijn bereid grote persoonlijke offers te brengen om de gemeente op te bouwen. Offers in de zin van: afzien van vrije tijd en gemak en luxe.

We hoorden prachtige verhalen: een predikant is ook (tijdelijk) directeur van de nieuwe christelijke middelbare school geworden. Ook zijn ze bezig een internaat te bouwen, om kinderen van ver weg een behuizing te bieden. Ze kunnen alles gebruiken voor de inrichting en houden zich aanbevolen om onze 'afdankertjes' over te nemen.

Een andere predikant heeft een beroemde architect uit Hongarije zo ver gekregen dat hij gratis een bouwtekening heeft gemaakt voor een kerkelijk centrum. De gemeente was in het begin heel enthousiast, maar door de desastreuze economische ontwikkeling niet meer in staat financieel bij te dragen. Dit zien en horen we overal: de gemeentes zijn momenteel niet in staat de kerke­lijke bijdragen op te brengen. Gevolg: predikant krijgt geen of maar een gedeeltelijk salaris. In de zomer eten de dorpspredikanten uit de tuin, maar in de stad kan dat niet. Daarom zijn daar de problemen nog groter.

Dit is waarschijnlijk ook de oorzaak dat van de 29 theologen, die in 1974 afstudeerden, er slechts 11 aanwezig waren. Enkele se­rieuze afzeggingen, maar ook velen, die niets hebben laten horen. Helaas is het drankgebruik, ook onder geestelijken, schrikbarend, met alle gevolgen vandien...

Op een avond heeft Klaas verteld over de begeleiding van jonge predikanten. Dat is dus anders dan een stage: ze zijn al aan het werk in hun eerste gemeente; de seniorcollega helpt dan bij de reflectie over hun functioneren.

Aan het eind van de reünie stelden enkele collega's voor om een stichting in het leven te roepen met als doel hulp te verlenen aan predikantsweduwen en hun kinderen. Er zijn veel moeilijke situaties bekend. De stichting richt zich op de eigen jaargeno­ten. We waren geroerd door dit teken van onderlinge solidariteit.

Verder hebben we op donderdag 22 juli nog een prachtig uitstapje gemaakt naar de zoutmijn van Turda, naar de kloof van Turda en naar Torockó, een prachtig in Saksische stijl gebouwd dorp in de West-Karpaten dat sinds kort tot het werelderfgoed behoort.

Vrijdag 23 juli

Na het afscheid van de collega's bezoeken we Jenei Jutka, een vriendin van jaren her. Ze heeft een lichte vorm van MS en zit in de WAO; dat is een half salaris. Gelukkig kan ze nog wat bijver­dienen als beheerder van een gebouw in het centrum van de stad, dat eigendom is van het Kollegium in Debrecen en onlangs werd teruggegeven.

Op de binnenplaats van het Theologisch Instituut zijn studenten bezig boeken uit te kloppen en af te stoffen: de bibliotheek krijgt voor het eerst een grote schoonmaakbeurt. De studenten zijn verplicht in de zomermaanden 3 weken praktijkwerk te doen in kerkelijk verband, wat het ook moge zijn: kampen leiden, boeken afstoffen, schilderwerk doen, invallen voor een dominee, etc.

's Middags rijden we met Béla en Mimi naar Azuga, 35 km. ten Zui­den van Brasov. We doen over de 305 km. 6 uur. Onderweg komen we door Sibiu (Hermannstadt), waar we op de stoep twee zusters in de grijze dracht van de Jesus-Bruderschaft zien lopen. We weten van Hanna vd Kolk dat de Jesus-Bruderschaft daar een project aan het opzetten is, te weten een klein verzorgingshuis voor oude Saksen.

Door Mimi's tante worden we heel hartelijk ontvangen. Ze leeft al 30 jaar in deze Roemeense regio, en heeft allemaal Roemeense ver­wanten. Ook haar kinderen spreken uitsluitend Roemeens.

Zaterdag 24 juli

Vandaag naar Sinaia, naar het Peles-kasteel. Nicht Carmen gaat ook mee. Ze is onlangs gescheiden en drinkt veel te veel. We be­zichtigen het kasteel in een groep voor binnenlandse toeristen, die door de achterdeur binnen mogen. De buitenlanders gaan door de voordeur naar binnen en betalen dan ook navenant.

Het kasteel (gebouwd omstreeks 1880) is prachtig, pompeus en adembenemend. Wat een krankzinnige rijkdom in zo'n arm land.

Na afloop treffen we enkele Duitse jongeren van begin 20, die in Cristuru Secuiesc (Székelykeresztur) aan het DOMUS-project wer­ken: een opvanghuis voor mensen die niks hebben: daklozen, wezen, etc. Het is leuk te horen dat die Duitse jongeren Hongaars hebben leren spreken! Dat zijn we nog niet eerder tegengekomen. Het is bemoedigend te merken dat er altijd weer idealistische jongeren zin die een stuk van hun leven in andere mensen in andere landen investeren.

Zondag 25 juli

We gaan vanmorgen naar de Schwarze Kirche in Brasov (Kronstadt), naar een Duitstalige kerkdienst in het grootste gotische kerkge­bouw van het land. De stadspredikant gaat voor, met een gast uit Duitsland en bisschop Christoph Klein, die mede het Avondmaal bedient. Hij herkent ons en na afloop hebben we nog even met hem kunnen spreken. Hij moedigt ons aan om de contacten te blijven onderhouden.

Er zijn ongeveer 160 mensen in deze prachtige kerk, die vol hangt met kleurige zijden en wollen oosterse tapijten. Kronstadt was een belangrijk handelscentrum in de Turkse tijd. Heel bijzonder is ook het altaarstuk. Bij de voorbeden richt de predikant zijn gelaat niet naar het kerkvolk, maar tot God, dus richting altaar. Wat zal er gebeuren met deze kerk en deze diensten, als er geen Saksen meer in Roemenië zullen zijn? In 1945 waren het er nog 800.000, in 1975 nog 350.000, in 1995 nog 30.000....

Als we om één uur weer thuis zijn, horen we dat we in de tuin van familie gaan barbecuen. Als we daar aankomen, blijkt dat we 20 km. de bergen ingaan langs een riviertje, om daar te kijken bij een voormalig buitenhuis van Ceausescu, waar nu de legertop bi­vakkeert in een prachtige omgeving met zuivere lucht. We wilden dat wel bekijken, maar we mochten er niet in. De connectie van Liviu, de neef van Mimi die ons begeleidt, werkt daar niet meer. En zonder connecties kom je nergens.

Als we vervolgens op een schaduwrijke plek stoppen, blijkt dat WIJ het barbecuevlees in de auto hebben... In het riviertje wordt op forel gevist. Tijdens een wandeling met Béla steekt hij her en der boompjes en planten uit de grond, `voor de tuin'. Een vol­strekt onbekende kant van de denker Béla komt nu aan het licht! Na een half uur gaan we via een andere route terug richting Pre­deal: we gaan de bar slechte weg verder omhoog, tot we op de bergrug zijn, met ongelooflijk mooi uitzicht. Bovenop staan een skispringschans, met gras begroeid; grote stukken ontbreken uit de schans. Ooit gebouwd, 3 seizoenen gebruikt; daarna kapot en nooit meer gerepareerd of onderhouden. We keren terug naar de barebecuetuin, waar met smart op het vlees wordt gewacht, dat in hoog tempo wordt dichtgeschroeid.

Tot onze verrassing begint ook Béla het leuk en gezellig te vin­den, ondanks de twee roemeense agenten die tot de familie beho­ren. Klaas heeft inmiddels enkele Roemeense uitdrukkingen ge­leerd, waarmee hij veel succes heeft. Er wordt veel vlees gegeten en wijn gedronken.

Na de barbecue maken we een prachtige wandeling naar de rand van het dorp, waar nieuwe skipistes worden aangelegd. Er worden vele prachtige, luxe vakantiehuizen gebouwd door de nieuwe rijken uit Boekarest (130 km).

Net als de vorige nacht hebben we ook deze nacht tot half twee met elkaar (Béla, Mimi, Klaas en Ida) liggen praten en lachen in het donker. We voelden ons jong, net een stel studenten op kamp in een slaapzaal. Vele komische herinneringen en bizarre situa­ties uit de communistische tijd kwamen boven: over idiote hoogle­raren, over bijzondere voorvallen in de eerste gemeentes van Béla, over dat hij celibatair was en wilde blijven, etc. We kon­den eigenlijk voor het eerst ook lachen om de moeilijke situaties van vroeger; gelukkig maar!

Maandag 26 juli

Na Béla en Mimi naar de trein in Predeal gebracht te hebben, gaan we met Liviu een bergtocht maken. Wij hadden heel graag met z'n tweeën willen gaan; maar hij blijkt al te zijn aangekomen; voor ons heeft hij een vrije dag opgenomen - en dat kun je dan niet gaan weigeren. Dus gaan we met de - overigens heel aardige - Li­viu op pad.

Als we in Busteni bij de kabelbaan komen, blijkt de laatste ca­bine net vertrokken. I.v.m. de harde wind gaan geen cabines meer naar boven. Later horen we, dat ze sowieso niet op maandag gaan, alleen voor onderhoud; maar dan mag je soms toch mee.

We gaan door naar Sinaia; eerst met de auto omhoog naar Cole 1400, een hotel op 1400 meter. De weg is onvoorstelbaar slecht.... Her en der is de weg in de afgrond gestort, en moet je over een klein randje verder, vol bulten, gaten en keien, waarbij de onderkant herhaaldelijk over de bodem bonkt. Eén week Roemenië is één jaar autoslijtage. De weg was geplaveid met kinderkopjes. Door al het verzakken staan die nu op hun kant, meestal met de hoekpunten omhoog. Soms ontbreekt er ineens 60 cm., en rijd je door een gigantisch gat, als je niet oppast.

Als we boven zijn aangekomen, hebben we prachtig uitzicht over het Prahova-dal, dat dwars door de Karpaten heengaat naar Boeka­rest. Vandaar nemen we de telecabine naar 2000 meter. Boven is het ijzig koud en stormt het verschrikkelijk. Vanachter de hoek van een gebouw kunnen we even zuidwaarts kijken, langer niet. Met de wind inde rug lopen we naar de top (2200 m.) vol militaire installaties. Achter de top is het rustig, en genieten we van de prachtige vergezichten over de Karpatentoppen. We zien in de ver­te ook Azuga liggen, alsmede de oude springschans boven op de bergen tussen Azuga en Predeal, waar we gisteren waren.

Omdat het te koud is en er verder niet veel te zien is, gaan we koffie drinken in een berghut. We kunnen kiezen tussen Turkse koffie of nes. Liviu neemt tot onze verrassing een limonadeglas vol wodka bij de koffie, want hij heeft vandaag vrij, en het is al twaalf uur. We ergeren ons rot aan de keiharde roemeense mu­ziek. Ida vlucht naar buiten, de berg op. Als we willen gaan af­dalen, beginnen we een speurtocht naar Ida. Uiteindelijk vinden we haar terug, in vrede.

We besluiten de ruim 800 meter te voet af te dalen, i.p.v. terug met de cabine, waarvoor hij al betaald had. De afdaling was schitterend: veel prachtige bloemen, oranje en blauw; mooie ste­nen, heerlijke zon, mooie vergezichten, ongelooflijk steil. Af en toe moeten we ons aan gras of struikjes vasthouden, om niet snel­ler dan gewenst beneden te zijn. De afdaling is echt vreselijk vermoeiend: 800 meter langs een veel te steile helling, zonder echt pad, met alleen voetstapplekjes (behalve het laatste stuk). Als we bij de auto zijn teruggekeerd (onderweg op een rotsplateau plukken we nog prachtig Johanneskruid!) sprint Liviu naar een soort cafetaria op de parkeerplaats, smoest daar wat en zet ons op het terras. Na verloop van tijd komt er cola, en voor hem een limonadeglas wodka. Ook worden er sterk gekruide roemeense worst­jes geserveerd (mitei), waar Nederlanders altijd ziek van worden. De vleeskwaliteit ligt ver onder die van frikadellen... Verder eten we onze meegebrachte boterhammen, tomaten en paprika's op. Liviu is heel gezellig, maar kijkt wel wat waterig uit z'n ogen. Dat wierp wel een schaduw over deze dag: zo jong, en dan al zo verslaafd. Hij werkt trouwens als elektricien in de bierfabriek van Azuga (onderhoudsmonteur).

Als we weer langs die verschrikkelijke weg zijn afgedaald naar Sinaia, rijden we nog wat verder zuidwaarts, naar Holiday Inn. Daar werkt zijn vrouw in de keuken, of als kamermeisje. Ze ver­dient honderd dollar per maand, een redelijk inkomen voor Roe­meense begrippen. De Joods-Amerikaanse gasten die er nu zijn en hun eigen kok hebben meegebracht, betalen 200 dollar per nacht, stelt ze wat gelaten vast.

Terug door Sinaia willen we geld opnemen bij een groot, nieuw marmeren bankgebouw. Omdat het beeldscherm van de geldautomaat in de volle zon staat, kun je er niets op lezen, en hebben we hulp van het personeel nodig om geld op te kunnen nemen. In het cen­trum zoeken we vele zaken af op zoek naar een diarolletje. Ook dat lukt tenslotte. Sinaia is een schitterende toeristenplek voor de Roemenen. Buitenlanders komen we er nauwelijks of niet tegen.

Dinsdag 27 juli

's Morgens pakken we onze koffers in, want we gaan vertrekken. De familie uit Oradea, die onze plek komt innemen, is inmiddels al gearriveerd, na een hele nacht in de trein. Anna néni herkent ons nog, van 6 jaar geleden. Toen kwam ze bij Béla en Mimi wel eens oppassen op Béluka.

We vertrekken naar Brasov, en maken een prachtige wandeling door de fraaie binnenstad. We kopen kaarten en postzegels, en drinken slechte cappuccino op een terras.

Daarna gaat de reis verder, eerst richting Schässburg/Sighisoara (een schit­terende tocht!), dan richting Udvarhely. Na Székelykeresztur gaan we een kortere route, binnendoor. Je snijdt dan 35 km. af rich­ting Korond, maar je doet er wel drie uur langer over, omdat in die Hongaarse streek sinds de 70-er jaren niks meer aan de wegen is gedaan. We dreigen vast te lopen in Siménfalva, en denken er­over om maar terug te gaan, tot we horen dat vooruit minder ver is dan terug. We kopen prachtige gevlochten rieten manden om fruit en marktwaren in te vervoeren. Kunnen we thuis dus goed gebruiken, vindt Ida.

Het leuke is dat mensen bij een huis langs de weg die manden zit­ten te maken. Met z’n tweeën maken ze er 6 à 7 op een dag; één mand is ongeveer 3 uur werk. We betalen Fl. 7,50 per stuk. De twee mannen werken van oktober tot april in een werkplaats in Honga­rije; het gezin gaat ook mee. In de zomer komen ze weer naar Transsylvanië, om thuis alles op orde te brengen en nieuw materi­aal klaar te maken voor de lokale verkoop. Na iedereen op de foto gezet te hebben, vertrekken we weer.

We komen om 5 uur aan in Korond, bij Farkas Laci en Margit. Hij is daar Unitarisch predikant; zij is cantororganist en geeft godsdienstles op de lagere school. Als we de auto op het erf heb­ben geparkeerd en onze spullen naar binnen hebben gebracht, breekt er een verschrikkelijk noodweer los dat tot middernacht duurt. Telefoon en stroom vallen uit. Het onweert, bliksemt en hagelt; in de bui leggen we dekens over de auto om die te be­schermen tegen de enorme hagelstenen. Bij kaarslicht dineren we en hebben we een heerlijk gesprek. Het blijkt dat de Unitariërs in menig opzicht dichter bij ons staan (en omgekeerd wij bij hen), dan vele 'Gereformeerde' (echt Calvinistische) dominees. Tot onze verrassing en tot verrassing van Laci en Margit stellen we dat vast.

Amusant is het verhaal dat de Unitariërs (vergelijkbaar met de vrijzinnigen hier) een landelijke of zelfs wereldwijde regeling hebben voor partnergemeentes. Een gehucht in de bergen (Fenyökut) heeft als partnergemeente de villawijk van Los Alamos, het atoom­onderzoekscentrum van de VS. Veel atoomgeleerden horen bij de Unitarian Church daar; ook liberale Joden horen erbij, omdat men de Mozaïsche wet als uitgangspunt en grondregel neemt. Bij een eerste bezoek aan dit frisse bosdorp in de bergen waren de Ameri­kanen direct verliefd, en brachten geld bij elkaar om de kerk op te knappen. Dat was zóveel, dat ze op een van de staat terugge­kregen stuk grond ook meteen maar een gastenverblijf hebben ge­bouwd. Laci en Margit zijn ook in Los Alamos geweest en hebben daar een cursus Engels gevolgd, die hen nu zeer van pas komt.

Margit blijkt echt pràchtig te kunnen zingen; met elkaar studeren we de Székely himnusz in, het volkslied van de Székler-Hongaren, dat verbonden is met de bedevaartplaats Csiksomlyó. In de commu­nistische periode was niet de bedevaart, maar wel dit lied verbo­den. Het heeft een prachtige, oud-Hongaarse melodie. Toen ze dat in Los Alamos zongen voor de gemeente, bleken er daar ook mensen van Hongaarse afkomst te zijn die spontaan begonnen te huilen toen ze dat lied hoorden. Het is heel oer.

Woensdag 28 juli

De volgende morgen is het prachtig weer. De elektriciteit en te­lefoon werkt weer en we gaan het dorp bekijken. KOROND is beroemd in binnen- en buitenland vanwege het blauw beschilderde aarde­werk. Het halve dorp werkt in de pottenbakkerijen en in de winkel­tjes langs de hoofdweg. Bussen vol toeristen komen hierheen om het typische Hongaarse aardewerk te kopen. De twee beroemdste pottenbakkerfamilies leren we persoonlijk kennen. Wanneer er Józsa Janos of Molnos Lajos onderop je vaas of bordje staat geschreven, is het kwaliteitswerk.

's Middags naar Akosfalva (Püspök Laci & Melinda) en Nyáradszent­benedek. Autopech. De overbuurman bleek iemand met gouden hand­jes, die ons weer op weg hielp. Geslapen bij Pályi Béla & Mária.

Donderdag 29 juli

Pályi Péter & Anikó komen langs; zij is studentenpredikant in Kolozsvár; hij werkt op het bureau van de RMDSz (UDMR), afd. in­ternationale contacten van de Unie van Hongaarse Democraten in Roemenië. Bezoekje aan de dokterspost waar Melinda als verpleeg­kundige werkt.

Dan binnendoor via Nyáradszereda naar Calugareni, waar we Ineke Maris en haar ploeg in het dorpshuis ("de kultuur") aantreffen. Ze sorteren 80-90 m3 kleding, meubels en huishoudelijke artikelen voor een verkoping.

Ik breng Ida naar haar logeeradres; zelf ga ik met de auto door naar Reghin, om de reis met gemeenteleden daar naartoe voor te bereiden. Onderweg pik ik nog een prachtige zigeunervrouw op, van een jaar of 60, die staat te liften. De zigeuners in de regio spreken allemaal Roma, Roemeens en Hongaars. Onderweg laat ze het wrak zien van een auto, die die morgen tegen een boom knalde. Een man bracht zijn vrouw in barensnood naar een ziekenhuis...

Ida bezoekt in Calugareni de dokterspost. Het doktersechtpaar woont sinds eind november op de bovenverdieping van de dokters­post. Er moet nog e.e.a. aan het huis gebeuren:

- er is een nieuwe schoorsteen nodig, omdat de doorsnee te klein is;

- er moet een hek om de tuin komen en een tuinmuur met poort aan de voorkant; hun droom is om die muur van witte steen te bouwen uit de bergen op 80 km, i.p.v. met keien uit de beek.

- de kelder staat vaak onder water; rond het huis moet en afwate­ringsgreppel komen

- voor de dokterspost moet een verharde parkeerplaats komen

- ook binnen de omheining moet een goed toegangspad komen en een betonnen deel tot aan de garage

's Avonds vergadert de dorpscommissie. De pastoor is helaas ver­hinderd, hoewel hij al wijn en dranken had gebracht. De dorpscommissie is van oordeel dat de dokter en haar man (als fysiotherapeut en doktersassistent en chauffeur en manusje van alles) goed werk doen. Ineke Maris brengt diverse punten in. Haar Hongaars wordt echt steeds beter. Het is tien jaar geleden (1989) dat Jan & Ineke hieraan begonnen.

In het dorp zijn ook de onderlinge solidariteit en het verantwoordelijkheidsgevoel gegroeid. De dorpsgemeenschap durft te spreken naar de overheid toe. Men ziet in dat zuchten en klagen niet de oplossing is. Ineke Maris heeft de mensen enkele basisbeginselen van het vergaderen bijgebracht: naar elkaar luisteren, agendapunten indienen en genomen besluiten uitvoeren en je eraan houden. Vooral de vrouwen in de commissie zijn zo veel mondiger geworden. Al met al geeft ontwikkelingshulp op kleine schaal op deze wijze veel voldoening!

Ida bezoekt de volgende morgen nog een pech-gezin. Alice, een trouwe medewerkster van Ineke's groep, heeft een dochter uit haar 1e huwelijk, die haar man nu heeft verloren. Deze dochter is met 3 kinderen (waarvan één dubbel gehandicapt meisje van 5 jaar) bij Alice in komen wonen, omdat de familie van de overleden man haar uit het huis heeft gezet. Nu zit dus Alice met haar man en met (stief-) dochter en 3 kinderen in één kamer en één keuken. Hier moet hoognodig een kamer bijgebouwd worden. Ida onderneemt actie. Het gaat om ± 1000 DM, die inmiddels (22/9) bijeengebracht is!

Vrijdag 30 juli

Janka István, penningmeester van de dorpscommis­sie, brengt Ida via Calugareni naar Reghin (35 km). 's Middags vertrekken we naar Cluj-Napoca. Bij Bak Eva krijgen we bezoek van Adorjáni László en Kati. Ida bezoekt 's avonds nog de ouders van Margit en Rózsa, ds. Nagy Pista bácsi en Margó néni (die bedlegerig is) en overhandigt hen een privé-gift uit Arnhem om de dokter te kunnen betalen, waarvoor ze zeer dankbaar zijn.

Zaterdag 31 juli

's Morgens bezoekt Ida namens de werkgroep Diaconessenkerk 'gehandicapte Ireen'. Ze heeft een operatie aan beide heupen gehad; die zijn vernieuwd. Ze kan nu weer lopen. Ze is 50 jaar en woont samen met haar moeder, die minstens even dankbaar is voor de hulp die ze hebben gekregen.

Reis naar Biharia; daar ontmoeten we de Grieks-Katholieke pries­ter Dumitru Constantin Selegian, met zijn twee zoons. Voor de Grieks-Katholieke Kerk is het heel moeilijk gebouwen en grond terug te krijgen, omdat dat meestal in handen van de Roemeensorthodoxe Kerk is. De gelovigen komen wel bij elkaar voor de diensten, maar vaak in lokaaltjes of aan huis. Hij wil voor zijn parochie (Nadas, com. Spinus) een kerkje (kapel) bouwen; een stuk grond hebben ze. Hij zoekt via ons contact en financiële hulp in het Westen, om dat te kunnen realiseren.

Zaterdagavond gaan we naar Oradea, naar de fam. Tökés. Als we aankomen, vertelt Edit dat László toch niet thuiskomt die avond, en of we de volgende dag nog een keer willen komen. Dus zijn we met haar en de kinderen samen. Ze vertelt over haar studie psy­chologie in Debrecen, over het zorgen voor de kinderen zonder een vader die thuis is, over de spanningen in het kerkdistrict die zij als tegenwerking beschouwen, etc.

Zondag 1 augustus (Maria jarig!)

Naar de kerk in Biharia.

Bezoek aan Tökés László in Oradea. We kunnen een uur met elkaar praten, voordat de Hongaarse minister van buitenlandse zaken zal arriveren. Edit biedt haar verontschuldigingen aan voor verve­lende opmerkingen, die ze de avond ervoor had gemaakt. Ida loopt even naar Veress Kovács Attila en Valika om een fax naar Maria te sturen, die steeds probeerde ons te bereiken op ons mobieltje; maar die stond uit, of we zaten in de kerk, of de zender bereikte ons niet, of ik wist de toegangscode voor de voicemail niet.... Uiteindelijk lukt het me de berichten af te luisteren, en moeten we dus even reageren. Terwijl Ida weg is om te faxen, belt Maria weer en kan ik de ontmoeting met haar afspreken.

Na het eten vertrekken we in bezit van een verjaardagstaart naar Debrecen, dus de grens over. Vanuit Biharia is er zo'n leuk bin­nenweggetje, dat 25 meter voor de grens uitkomt op de hoofdroute. We moeten toch weer een half uur wachten, omdat een busje grondig wordt gecontroleerd. Na de grens tuffen we noordwaarts, naar De­brecen. We parkeren naast de Grote Kerk, en ontmoeten de nu 20-­jarige Maria in het parkje bij de gedenkzuil van Michiel de Ruy­ter.

Ze blijkt al een aardig mondje Hongaars te spreken, inmiddels. Die eerste twee cursusweken aan de universiteit van Debrecen hebben haar zeker weer wat verder geholpen. Je moet vooral moed hebben om te beginnen te spreken. We maken een wandeling door de binnen­stad, waar allerlei leuke zomerse activiteiten in de openlucht plaatsvinden. Best een leuke plaats om te studeren! Na enig zoe­ken gaan we eten in een biologisch vegetarisch restaurant, dat net een paar weken open is. Daar is wel moed voor nodig, in Hon­garije! We bestellen wat interessante dingen van het menu, en het is werkelijk fantastisch! Allemaal zeer fraai opgediend en ver­sierd en kleurrijk, en voortreffelijk van smaak. Zéér aan te be­velen! En nu maar hopen dat dit restaurantje het redt in vleesetend Hongarije... Het heet overigens 'Füvészkert Reform Étterem', en ligt op de hoek van het Liszt Ferenc-plein en de Blahané-­straat.

Daarna willen we naar Maria's kamer gaan, maar de auto start niet. Na hem aangeduwd te hebben, tuffen we naar de studenten­flats naast de fraaie universiteit. Daar bellen we de Wegenwacht, die in 10 minuten er is en denkt de zaak gerepareerd te hebben. Als we afscheid genomen hebben en wegrijden, begint het probleem opnieuw; de dynamo is weer defect. Verder rijden is zinloos. We overnachten in een chauffeurshotel; niet eens onaardig.

Maandag 2 augustus

Vóór achten staan we bij de Volvo-garage. De werkplaatschef rijdt voor ons uit naar een andere werkplaats, waar autodynamo's worden gerepareerd i.p.v. vervangen - zo ook de onze. Voor 35 gulden zijn we weer het baasje. Om 11 uur gaan we richting Velence, onze zomerresidentie. Tot onze grote verrassing is onze straat gemo­derniseerd, geëgaliseerd en verhard met steenslag, en zijn er twee nieuwe huizen gebouwd! Ook zijn er nu straatnaambordjes aan­gebracht op de hoeken! De vooruitgang wordt zichtbaar tot de voordeur.

De allergrootste verrassing is dat Janneke Krijger er is, 6 hui­zen verderop, in haar eigen huisje op nummer 61. Overmorgen vindt de overdracht plaats. We vinden het fantastisch! Zo zijn we bijnaburen geworden.

Klaas gaat een middagslaapje doen en Ida vertrekt naar het meer om te zwemmen. Het water is verrukkelijk, zo'n 25 graden en heel schoon en helder. Na 6 uur is er bijna niemand meer in het water en hoor je alleen het geklots van de golfjes en de eigen zwem­slag. Verder stilte en ruimte...

In de tuin missen we de acaciaboom. Die heeft de voorjaarsstorm niet overleefd. Welke boom ervoor in de plaats te zetten? Een notenboom, zoals op ieder Hongaars erf, of een snellere groeier, zoals een kastanje? Iets voor de vergadering van eigenaren.

In de moestuin hebben de in mei gepote pompoenpitten hun best gedaan: minstens tien meter plant met al vier redelijk grote pom­poenen eraan! Met de beheerder Szokolai József bespreken we de stand van zaken, we betalen hem, en maken nieuwe afspraken.

's Avonds eten we bij de familie Somhegyi; altijd heel gezellig! Vier generaties zijn samen: De oude dominee Farkas József en zijn vrouw Eva, dochter Jutka met haar man Béla, de kinderboekschrij­ver, filmmaker en tekenaar, kleindochter Judit met haar man Balázs, die vertaler is, en hun drie levendige zoontjes. Ondanks de muggen is het toch heerlijk om buiten te eten en te genieten van de zoete, sappige meloenen.

Dinsdag 3 augustus

We vertrekken omstreeks 6.30 uur vanuit Velence, uitgezwaaid door Janneke. 's Avonds om 21.00 uur zijn we weer in Arnhem. Onze dochter Anneke wacht ons op met een keurig opgeruimd huis en een verzorgde tuin; complimenten!

Ida en Klaas Eldering

Reis naar Roemenië - 1995

VERSLAG REIS NAAR ROEMENIE, OKTOBER 1995

Zondag 15 oktober

's Morgens hadden Ida en ik allebei nog dienst. De dagen daarvoor hebben we tot diep in de nacht doorgewerkt, om al het gewone werk af te krijgen en hier thuis geen chaos achter te laten. Maria, Anneke en Lieske blijven met z'n drie‰n thuis. Dineke studeert in Groningen geschiedenis.

Na het middageten gaan we de spullen voor de reis bij elkaar zoe­ken en inpakken. Ook maak ik nog een overzichtje van onze ver­blijf- en halteplaatsen, met telefoonnummers en zo.

Magda van der Ende, die met ons meereist, is om half twee gearri­veerd. Om een uur of vier kunnen we vertrekken. De zon is nog net boven de huizen. We rijden onze vaste route: richting Oberhausen, dan over de A2 naar Dortmund; daar de A45 op (Sauerlandroute). Vanaf Würzburg moeten we in dichte mist afzakken naar het zuiden, om straks in Nördlingen te overnachten. Daar woont Nitchen Köber-­Sattler, de vrouw van Berthold Köber, met Wolfgang en Christa. Berthold en Agnes (de oudste) verblijven nog in Sibiu (Hermann­stadt), waar Berthold dogmatiek doceert en Agnes theologie stu­deert, zolang het allemaal nog duurt. Wanneer zal die hogeschool worden opge­doekt?

Nördlingen blijkt een werkelijk idyllisch middeleeuws Duits stad­je te zijn, met ringmuren en torens rondom . Nitchen woont in een gemoderniseerd huis net binnen de muren, bij de Lepsinger Tor. Het is omstreeks 23 uur, dat we aankomen. Ze verwacht ons met een lekker hapje. Daar ontmoeten we ook Ida's oudere zus Anneke, die uit Basel (CH) is gekomen om - voor het eerst - met ons mee te gaan naar Roemenië.

Dan volgt er een lang nachtelijk gesprek, vooral met Magda en Ida, over haar levenssitu­a­tie. Voor zover nodig doet Ida daarvan wel verslag. De volgende ochtend heeft Ida ook nog een heel ge­sprek met haar petekind Wolfgang, die ook bepaald niet gelukkig is in z'n nieuwe situatie.

Maandag 16 oktober

Om een uur of half elf vertrekken we richting Oostenrijk. Eerst nog een lang stuk binnendoor. Dan naar Regensburg en Passau (Su­ben). In Oostenrijk staan voor de Duitse grens kilometerslange rijen vrachtauto's, die de EU in willen. Bij Autobahnstation Ybbs (onze vaste pauzeplek, vanwege het prachtige uitzicht over het Donaudal) houden we even halt om de eigen koffie te drinken. Oos­tenrijk verdient nooit veel aan ons: we tanken altijd in Duits­land of Hongarije en nemen niet eens Oostenrijks geld mee op reis.

Over de A21 rijden we ten zuiden langs Wenen, om via een ringweg langs Schwechat richting Boedapest te gaan. Aan de kilometerstand zie ik, dat we door over Nördlingen te gaan, een kleine 200 km. hebben omgereden. Bratislava (Slowa­kij­e) is, als we de grens bij Nickelsdorf naderen, vlakbij. Vroeger was Nickels­dorf echt een crime: àlle verkeer moest door het dorp heen - een ware terreur voor de be­vol­king. Sinds vorig jaar is de snelweg klaar gelukkig.

De Hongaarse grens duurt altijd even een kwartiertje, vanwege de formaliteiten die veel mensen bij het verlaten van de EU hebben af te handelen (Oostenrijk hoort er - ik geloof sinds 1 september 1995 - ook bij).

Eerst komen we in Mosonmagyaróvár, waar we even een hapje willen eten in ons vaste eethuisje: de Fregatt-étterem. Maar die is op maandag gesloten. We vervoegen ons in het aanpalende, wat defti­ger restaurant, en eten daar een soepje.

Dan volgt het vervelendste stuk: van de grens tot Elvispark, waar een vliegtuigrestaurant staat en waar de twee grensroutes via Sopron en via Hegyeshalom bij elkaar komen (vlak voor Györ), is het een provinciale weg, dus gewoon twee­baans, door de dorpen heen. In Öttevény en in Abda staat alle waar uitgestald, die men zich maar kan indenken. Anneke kijkt haar ogen uit, en denkt dat het allemaal folkloreproducten zijn. Het is grotendeels industriële big business; maar het ziet er wel gezellig uit. Vanaf Györ begint de snelweg weer, naar Boedapest.

Het aanzicht van Boedapest is het laatste jaar enorm veranderd: het is vergeven van gigantische, verlichte reclames, als je de stad binnenkomt. We moeten Magda ergens bovenin Boeda afleveren. Op ons gevoel rijden we die kant op, en komen precies op de hoek van haar straat uit... Wij rijden vervolgens via de Margit-brug naar het West-Station, om omstreeks 21 uur bij Cili te arriveren. We worden even hartelijk als altijd welkom geheten door Cili en Piroska, die invalt voor Mini. Die ligt in het ziekenhuis, met een schedelbasisfractuur. In de keuken was ze flauwgevallen, met het hoofd op de plavuizen. Cili had haar gevonden. Ze ligt ruim 3 weken in het ziekenhuis, en mag komende week naar huis. Ze zal nog lang rust moeten houden. We schrijven met elkaar een groet­kaart aan Mini. Szalczer Magdi is momenteel in Kolozsvár (Cluj, Roemenië), om in haar huis wat orde op zaken te stellen. Cili vertelt dat het veel moeilijker is geworden om Hongaren uit Roe­menië in Hongarije medisch te laten behandelen, omdat nu alles gewoon moet worden betaald. Het aantal te verplegen gasten + begeleiders daalt sindsdien zienderogen.

Om 21.45 arriveren Tóth Monika en haar vriend/verloofde József. Hij is docent Oude Testament aan het Ráday Kollégium, de theo­logie van Boedapest. Monika is een theologiestudente, die van september 94 tot zomer 95 au pair was in Arnhem en toevallig in de Diaconessenkerk te­recht­kwam, omdat haar gastheer in een koor zong. Na afloop werd ze aan mij voorgesteld, waarop ik in het Hongaars van alles ant­woordde en vroeg. Haar mond viel open van verbazing; ze moest vastgehouden worden om niet om te vallen: remek! We hebben heel leuk contact met haar gekregen, in lief en leed. Over twee weken gaat ze trouwen; maar wij kunnen er helaas niet bij zijn. Dat vindt ze echt heel erg; maar het is niet an­ders.

We eten rakott krumpli: gebakken aardappels in laagjes afgewis­seld met hardgekookt ei en kolbász (worst), lekker met zure room er­over­heen. Omwille van Anneke proberen we met Monika Nederlands te praten, maar dan verstaat Cili het niet; dus proberen we het in het Duits, maar dat kent Monika niet goed. We improviseren wat.

Dinsdag 17 oktober

Dinsdagmorgen gaat Cili om half vijf iemand naar het vliegveld brengen. Om 7 uur is ze weer thuis, met verse broodjes, en wekt ze ons. We hebben best nog wat tijd nodig om bij te praten. Haar grootste zorg is momenteel een meisje van 17 jaar uit Roeme­nië, dat een harttransplantatie moet ondergaan. Ze is ooit al een keer toen ze klein was in Londen geopereerd. Nu moet echter de grote ingreep plaatsvinden. geld voor de reis is er al; nu nog het geld voor de operatie. Dan vertel ik dat we een aanbod hebben gekregen vanuit Amerika om daar gecompliceerde operaties gratis te laten plaatsvinden, mits de reiskosten zelf worden gedragen. Verblijfs- en ziekenhuiskosten worden door een Rotary club uit New York ge­financierd. Cili valt van haar stoel van verbazing: "Hoe is het mogelijk! Zie je wel dat de goede God alles be­stiert?! Hoe kan het anders dat jij, precies nu deze nood zo hoog is, het antwoord meebrengt?! Onze gebeden worden verhoord!" Ik beloof haar de brief zo spoedig mogelijk op te sturen.

Terloops vraagt ze ons, om een rode overdrukbol van een CV-ketel mee te nemen naar Roemenië, en een doos met thermostaatknoppen. We duwen en stouwen, tot alles weer in de auto kan. Het moet bin­nen­gesmokkeld worden, want voor invoerrecht is er geen geld. Vooruit maar weer. Het is een uur of tien als we vertrekken. Eerst over de M5, richting Szeged, en dan bij Dabas binnendoor naar Pilis (`Badagozzák a Pilisi templomot'). Daar op de M4 naar Püspök­ladány-Oradea. In Szolnok eten we in een echte `cukrászda' wat taartjes; Ida en Anneke kopen marsepeinen lekkernijen voor mijn verjaardag, morgen.

Tussen Püspök­ladány en de grens begin ik altijd bloednerveus te worden. Er is weinig reden voor, maar daar zit een trauma wat vele Roemenië-reizigers hebben. Bij de grens zijn er geen auto's voor ons. We moeten de formuliertjes invullen voor het visum, en rijden na 10 minuten door! De controle mag geen naam hebben. Als we de grens over zijn - i.v.m. de tijdgrens is het er al een uur later - , staan er links twee huizen. Na het eerste huis moeten we linksaf, om binnendoor naar Biharia te kunnen komen, waar onze vrienden Csernák B­éla en Mimi wonen. We komen om een uur of 7 aan. Mimi heeft twee jongens, Loránd en Lajos. Samen hebben Béla en Mimi de kleine Béluka, die nu 2,5 jaar is. Hij is mijn grote vriend. Sinds we in augustus vertrokken, heeft hij het met zijn vader elke dag over mij gehad: `Klaas bácsi'. We zijn direct weer goede maatjes.

Voor Béla hebben we een printer meegebracht, die we van Nina Wee­genaar (onze koster) hadden gekregen. Hij is er dolblij mee. Ook heb ik kabels meegenomen, software en een nieuw lint voor deze Star LC 24-10. Helaas kunnen we e.e.a. niet uitproberen, daar hij de stroomkabel van de computer ergens anders voor ge­bruikt heeft, zodat die nu kwijt is. Had ik dat geweten: ik heb er nog liggen. Komt wel weer.

Mimi serveert weer allerlei heerlijk eten. Omdat ze zo fantas­tisch kan koken en ook altijd zorgt dat er wat klaarstaat, denken vele Nederlanders dat het daar een Luilekkerland is. Maar wie weet dat ze bijna failliet zijn? Door de inflatie neemt de waarde van het geld z¢ af, dat ze van een maandsalaris niet meer rond kunnen komen, laat staan iets opzij leggen. Ze hebben flinke schulden wegens het `huis voor de oude dag', dat ze hebben gekocht en dat deels verbouwd wordt. Er zijn nieuwe vensters ingezet, maar de ramen ontbreken nog. Die moeten er wel in voor de winter!

Mimi's zoon Loránd is voor de tweede keer gezakt voor het toela­tingsexamen voor de universiteit voor geografie. Het bleek, dat hij het examen wel goed gemaakt had, maar geen kruiwagen had inge­schakeld. Daardoor was er voor hem geen plaats... Dat betekent nog een jaar voorbereiden, en bijles nemen bij een professor geo­grafie, die zich daarmee een aanvulling op zijn salaris ver­schaft en Loránd een plaatsje aan de universiteit. Ja, zo gaat dat nog steeds... Van een sponsor konden we hen geld overhandigen voor de studie van Loránd. Een student laten studeren kost onge­veer f100, ongeveer een maandsalaris. Het geld van de sponsor was voor hen een geschenk uit de hemel. Er wordt toch voor ons ge­zorgd, voelen ze.

De kleine Béluka is een schattig jochie van twee en een half jaar. Pienter, watervlug, speels en vrolijk. Een ware vreugde voor ieder die hem ziet.

Anneke voerde een levendig gesprek met B‚la in het Frans over het kerkelijk leven in Zwitserland, dat hij tijdens zijn studie (in 91-92) had leren kennen.

Woensdag 18 oktober

Met kaarsjes en verjaardagsliedjes bij mijn veldbed in de Ark werd mijn verjaardag geopend. Cadeautjes waren er niet, maar die krijg ik toch nooit, behalve een bloem, Engelse drop en marse­pein.

Anneke, Ida, Béla en Mimi hebben met elkaar het aangekochte huis bekeken, dat voorlopig voor Nederlandse gasten gebruikt gaat wor­den. Om een uur of elf vertrokken we richting Cluj; het weer was redelijk, maar niet echt mooi. Wel droog, en de weg was goed. Op de Koningspas zijn we even gestopt, om Anneke van het uitzicht te laten genieten. Daarna weer door, tot Körösfö. Onze vriend Fe­rencz Laci is daar predikant. Bij hem hadden we veel houtsnij­werk besteld, om voor het Roemeniëwerk te verkopen. Zijn vrouw en kin­deren waren de hele dag in de wijngaard van haar ouders: de drui­venoogst was gaande. Hij had een half lam klaargemaakt; dat zou hij `s middags aan hen gaan brengen. Voor ons maakte hij gauw even een soepje klaar. Hij sprak uitstekend Duits, tot vreugde van Anneke (geleerd in Münster).

Toen hij Magda zag, riep hij ineens: "Ha, Priki!" Die lag vervol­gens 10 minuten in een deuk: dat was de bijnaam, waarmee ze begin 70er jaren in Kolozsvár door het leven ging. Het betekent zoiets als `pittig kleintje'.

Daarna vertrokken we weer, door vele folkloredorpen reizend, naar onze oude stad Kolozsvár. Omstreeks half vijf arriveerden we bij onze vriendin Bak Éva, met haar drie dochters Márta, Sári en Ágnes. Het is een heerlijk adres: hartje stad, 100 meter van de theologie; de auto kan op de binnenplaats staan; en zij maakt niet zo overdreven veel werk van het eten; daar heeft ze trouwens ook het geld niet voor.

Éva had de handen vol gehad aan onze bestelling: een gelakte, licht­houten lijst van 150x100 cm, met glas. Met de mensen die van­uit Nederland in Kolozsvár theologie hebben gestudeerd, hadden we nl. afgesproken om als cadeau ter gelegenheid van het 100-­jarig bestaan van het instituut een tableau aan te bieden, met daarop de foto's van de Nederlanders. Maar goed, dat was nog niet gelukt, want in de stad was er momen­teel geen glas te koop. Dus afwachten maar. Zonder glas gaat ook niet.

Magda logeert bij Imre Magda, dochter van Prof. Imre Lajos, over wie Magda haar dissertatie schreef; die woont ook op die binnen­plaats.

's Avonds zijn we op bezoek geweest bij Adorjáni Zoltán en Mária, die eveneens op dezelfde hof wonen. Zij waren eind augustus met de docen­ten theologie naar Israël geweest, en Ida was in juni ge­weest; dus viel er heel wat bij te praten. Ook het computer­ge­bruik, zijn colleges Grieks en Hebreeuws, en de kerkpolitieke situatie in Nederland en in Roemenië kwamen allemaal aan bod. voor het feest had Zoltán alle tekstverwerking en publiciteit gedaan. We kregen van hem de programma's en orden van dienst mee.

's Nachts ontstond er nog een probleem, omdat Anneke niet tegen ons snurken kon, zéker niet tegen dat van mij. Radeloos was ze, totdat we haar uitlegden dat ze dan heel hard `KLAAS!!!' moet roepen. Dan geeft Ida mij vanzelf een stomp en draai ik me auto­matisch om als een kip/ haantje aan de gril.

Donderdag 19 oktober

Eerst zijn we om 9 uur even bij Imre Magda op bezoek geweest, om even bij te praten. Ze is altijd zeer geïnteresseerd en vraagt echt vol belangstelling door. Visueel is ze langzamerhand zwaar gehandicapt.

Daarna naar de Grote Kerk, waar om 10 uur de openingsplechtigheid zou plaatsvinden. In optocht kwamen de bisschoppen, hoogleraren en dominees de kerk binnen. Wij hadden een prachtig plekje in de heerlijkheidsbank aan de rechterzijde, tegenover de kansel. Ik zat naast mw. Busch. Haar man, prof. Eberhard Busch, zou 's mid­dags een eredoctoraat krijgen. Hij zat vooraan bij de gasten; zij had een plekje aan de zijkant gevonden. Hij heeft o.a. het boek `Karl Barth's Lebenslauf' geschreven, het boek dat we twee dagen eerder in Boedapest aan Tóth Monika en József hadden cadeau gedaan. Opvallend was dat bij alle festiviteiten geen enkele vrouw een rol speelde.

Na de openingsdienst werden vele toespraken gehouden, waar­bij je een aardige indruk kreeg van de verschillende soorten men­sen en geloofsbelevingen, die aanwezig waren. Het orgel klonk weer eens prachtig. De kerk was behoorlijk bezet met belangstel­lenden.

Tussen de middag aten we op het Instituut een eenvoudige pot, ge­lukkig. Daarna begon om 4 uur een zitting van de Wetenschappe­lij­ke Senaat van het Verenigd Protestants Theologisch Instituut met Universitaire Graad. Eerst kwamen de verse gepromoveerde doktoren aan bod om hun bul in ontvangst te nemen. Daarna werden postume doctoraten uitgereikt, o.a. aan Árus Lajos, bij wie wij met Pink­steren 1974 gepreekt hebben. In de kerk zaten we naast Zsoka, zijn weduwe. Ze aarzelde of zij, dan wel haar zoon de bul in ont­vangst zou moeten nemen. We hebben haar beïnvloed dat ZIJ het zou doen, omdat zij met Lajos ervoor gevochten en gestreden heeft, on­danks alle weigeringen, opdrachten tot herschrijven enzovoorts. In de laudatio werd ook heel duidelijk aangegeven dat er steeds politieke motieven waren om zijn promotie te blokkeren. Széles Mária, die eind tachtiger jaren verantwoordelijk was voor de laatste weigering tot hij plotseling 1989 stierf, was deze middag niet aanwezig....

Vervolgens was het de beurt van de eredoctoren. De laudatio's wa­ren soms leuk en goed onderbouwd; maar er waren toch ook weer `(kerk)politieke' eredoctoraten bij, zoals van de uitgever van de boeken van bisschop Csiha Kálmán, en van collega-bisschoppen uit Hongarije en zo. Het eredoctoraat voor Hebe Kohlbrugge werd door Henk v.d. Graaf in ontvangst genomen.

Om een uur of negen was deze plechtigheid afgelopen (‚‚n keer een kwartier pauze). Daarna was er een hapje (sandwiches) en een drankje in de Bethlen Gábor-zaal van het Instituut. Ida was om acht uur al naar een bijeenkomst van het jongerendiaconaat gegaan, de zgn. Bethesda-groep. Met het geld uit Elden-De Kandelaar (Ÿ300,- per maand) helpen ze ñ 35 noodlijdende gezinnen met eten, kleding, schoolgeld en wat maar nodig is. Het project loopt goed, de dankbaarheid is groot en de zegenbede voor de gevers welgemeend.

Vrijdag 20 oktober

`s Morgens hielden de nieuwe eredoctoren korte voordrachten, waar­voor ze pas de dag voor hun eredoctoraat in Kolozsvár waren bena­derd. Het waren van die 10-minuten-lezingen, die uitliepen tot 20 minuten elk. Heel interessant! Bram van de Beek (Leiden) onder­streepte het belang van de vriendschap voor de theologie. Hij zei ook: "Jullie zijn al sinds lang een minderheid; wij zijn het sinds kort. Daarom kunnen we veel van elkaar leren. De meerder­heid van onze cultuur is atheïstisch".

Daarna biedt ds. Ries Nieuwkoop uit Zwolle een paaskaars aan, om in de aula `s zondags te branden. We zijn benieuwd of daar inder­daad iets van terechtkomt, omdat kaarsen nog altijd als `rooms' worden beschouwd. Anderzijds, door de vele internationale kontakten zien ze ook hoe WIJ met kaarsen omgaan. Het wordt in dank aanvaard.

Ida vertelt daarna iets over de dr. Juhász István Stichting: aan Nederlandse predikanten wordt gevraagd per jaar éénmaal het be­drag van een vrije preekbeurt (Hfl. 100-125) over te maken aan de Stichting. Die stelt uit dit fonds geld beschikbaar voor behoef­tige studenten in Kolozsvár. Er is een raad in het Theologisch Instituut, die daartoe mensen voordraagt aan de Stichting. Men is ontroerd door dit gebaar van betrokkenheid uit Nederland.

Ondertussen werkten Magda en ik `s ochtends aan het `tableau'. Ons rondschrijven over het tableau had van bijna allen een foto opgeleverd, zelfs van Jan en Trijnie Post Hospers-Plattje uit Indonesië. Alleen van Teun van Rheede en Klaas en Heleen Dirksz van den Hout hebben we niets ge­hoord. We hebben uiteraard wel een plekje open gelaten, dus: wie weet!

Het was leuk om met Magda de hele morgen aan dat tableau te wer­ken. Je moet telkens afwegingen maken: wordt het een collage, een portretgalerij, een kunstwerk? Wordt het niet te vol? Blijft er niet een groot vlak leeg? Moet je dit of dat nou wel of niet on­der­strepen? Hoe krijgen we het vlak achter het glas? Bovendien was het glas aan de kleine kant, zodat er een risico bestond dat het door de lijst heen zou vallen.

Toevallig kwam Kozma Józsi langs voor het een of ander; hij heeft geholpen een veiliger constructie van het geheel te maken, inclu­sief ophanghaken. Om twee uur was het klaar, en droegen we het naar de diszterem (aula). Tonk Sándor hield daar een lezing over de geschiedenis van het Instituut. Toen hij klaar was, was dat een goede gelegenheid om dit historisch gebeuren te laten plaats­vinden. Magda voerde het woord en sprak de hoop uit, dat er in de toekomst voor die Nederlanders nog veel tableaus nodig zouden zijn. Het werd met applaus en met gejuich ontvangen!

Daarna was er een lezing van Kozma Zsolt over de theologiegeschiedenis van de laatste honderd jaar. Boeiend, maar ook wel moeilijk te volgen. De lezingen worden later nog in een brochure uitgegeven.

's Avonds gaf het koor van de theologiestudenten een prachtig concert in de Farkas utcai templom, de oude Hervormde Grote Kerk. Iedereen was (naar onze mening terecht) vol lof. Wat een verschil met de oude tijden! Elk zingen werd zo mogelijk op puberale wijze door de studenten gesaboteerd. Nu was het een lust voor oor en hart. Het was zeer goed voorbereid en ingestudeerd. Ook zongen nog 8 studenten als een soort octet negrospirituals; Rebecca Hermán Mostert zong ook heerlijk mee. Rond het concert ontmoetten we weer vele bekenden; ook veel ouders en groot­ouders van de theologiestudenten, die wij van vroeger ken­nen.

Daarna gaan Ida en Anneke mee met Ildikó, om haar naar huis te brengen en cadeaus af te geven en kleren, waar ze heel blij mee waren; de kinderen dansten ermee door het huis.

's Avonds is er nog een ontvangst bij bisschop Csiha Kálmán in zijn `paleis'. Magda en ik praten daar een poosje met Herman Pit­ters, professor praktische theologie in Hermannstadt (Sibiu). het gaat over de positie van de Saksen, en over de toekomst van de Theologische Hogeschool daar en de Duitstalige Pedagogische Akademie. Hij vertelt hoe boeiend het is: Duitsers zijn er niet veel meer. Misschien nog 20.000 in die regio (vroeger 350.000). In Sibiu zelf wonen er nog zo'n 2.000. Maar er zijn wel 1000 Evangelische Konfirmanden: allemaal Roemeense kinderen, die graag belijdenis doen in de Evan­gelische Kirche en dus de catechese volgen. Ook de PA is overbevolkt met Roemeense jonge mensen, die een goede, Duitstalige pedagogische opleiding willen hebben. En die wordt daar geboden. Op de Theologie zijn nogal wat buiten­landse studen­ten, o.a. uit Zuid-Amerika, Scandinavië, Duitsland en de voormalige Sovjet-Unie. De kosten zijn in Sibiu heel laag (Ÿ 100,- per maand), en het niveau is voldoende.

Zaterdag 21 oktober

's Morgens bezoeken we Bálint Ferenc, de Unitarische predikant van Kolozsvár. Hij heeft kontakten met de Doopsgezinde Kerken, met Name met onze vrienden Wies du Rieu en Frans van Berkum in Dongen. We overhandigen en ontvangen cadeaus.

Ze hebben daar prima gastenkamers, waar we altijd gebruik van kunnen maken. Ook hebben ze een vakantiehuisje in het schitteren­de gebied van de Zoutstreek, in Parajd. Als we willen, mogen we daar vakantie houden.

Na afloop loop ik met Ida een rondje door het centrum van de stad; we zien de opgravingen op het Grote Plein. In de ver­schil­lende kerken proeven we even de sfeer.

Anneke en Ida zijn bij Kozma Endre en Gizella uitgenodigd voor het middageten. Het bleek dat dit bejaarde predikantenechtpaar intensief contact heeft met de Diaconessen in Riehen bij Basel (CH), waar Anneke woont en werkt.

Ida gaat daarna naar de lezing van Juhász Tamás, over: Pietate cum Scientia coniugenda? Magda gaat er ook op in, en zegt dat we moe­ten oppassen voor verwarring van vroomheid met sentimentali­teit. De naam van God wordt veel gebruikt, ook in allerlei alle­daagse uitdrukkingen.

's Middags gaat Ida met Anneke de stad in, om iets te laten zien van de markt, de kerken, het centrum. Het weer is nog steeds fan­tastisch: we lopen zonder jas buiten in de herfstzon.

Zelf ga ik naar de lezing van Henk v.d. Graaf over Apáczai Csere János, die van 1648-1653 in Nederland studeerde, hoofdzakelijk in Utrecht. Hij promoveerde in 1651 te Harderwijk. Henk betwijfelt of hij in die tijd Nederlands heeft geleerd; er is geen enkele aanwijzing voor. Er ontstaat een leuke discussie over, met veel veronderstellingen, verhalen en anekdotes.

Daarna volgt een lezing van de docent Molnár János. Hij leest wat hoofdstukken voor uit zijn dissertatie. Het is niet te volgen. Wat me wel opvalt, is dat hij in zijn Oudtestamentische studie op geen enkele wijze Joodse bronnen aanhaalt. Als ik hem na af­loop daarnaar vraag, zegt hij het ook niet nodig te vinden. Ik besef dat dat bij ons 30 jaar geleden ook zo was. Maar het blijft vreemd en onbevredigend.

Ida regelt ondertussen allerlei zaken (geld, kleren) met mensen, die daarvoor langskomen, hetzij toevallig, hetzij op afspraak. Zo ontmoeten we ook Csüdöm András, die altijd een brief met inhoud van Agathe Pijper krijgt. Er gaat ook geld naar Görög Enikö, die verantwoordelijk is voor het diaconaal project in Cluj dat we steunen. Er gaat geld uit Arnhem heen ten bate van 10 hoogbe­jaar­de, aan huis gebonden mensen, die geen familie meer hebben. van hun pensioen kunnen ze nauwelijks de huur betalen met gas, water en licht. Ze hebben dan geen geld over voor levensmiddelen, kle­ding of medicijnen. Daar helpen wij bij, omdat ze geen andere helper hebben. Het werk wordt inmiddels organisatorisch gedragen door een diaconale werkgroep van de kerken in Cluj.

Görög Enikö heeft een klein toeristisch bureautje opgericht; het heet `Erfatur', `Erdélyi Falu Turizmus', oftewel `Zevenburgs Dorps Toerisme'. Zij maakt ons attent op de drieweekse zomerkam­pen, die de beroemde folklorist Kallós Zoltán organiseert. Je leert daar Hongaarse taal, Hongaars koken, muziek maken en dan­sen. Het wordt gehouden in Válaszút (Rascruci), vlak onder Dej. Bij thuiskomst willen de kinderen daar direct op in­schrij­ven!

Ondertussen komt ook Ferenc László langs, uit Körösfö. Bij hem hebben we een grote partij houtsnijwerk besteld. Dat komt uit Sárvásár, een dorp vlakbij. We ontvangen een grote lezenaar en dienblad voor collectezakken voor Vreedenhoff; 5 kleinere dien­bladen, en een doos vol met schaakspelen en -stukken, in elkaar passende sets sieradenkistjes, en een paar `geheime' kistjes (die moeilijk open te maken zijn, tenzij je het geheim kent). De spullen zijn bij ons te bekomen.

We spreken ook nog Ferenczy Miklos. Hij is deken in Kolozsvár. Hij beheert de nalatenschap van Gy. Szabó Béla, de beroemde maker van houtsneden en tekeningen en schilderijen. Wij zijn vroeger veel bij die boeiende man op bezoek geweest in zijn atelier. Dat wordt nu museum. Miklos wil graag de woning van de buren erbij kopen; dan kan het museum worden uitgebreid tot 5 flinke kamers. Hij heeft 23 afdrukken van Gy. Szabó Béla bij zich, die we in Nederland voor 10.000 DM moeten verkopen. Dat is al rond, weten we; dus nemen we ze graag mee. Het is het titelblad plus de hele serie over de 22 hoofdstukken van de Openbaring van Johannes, afgedrukt op Japans papier. Er bestaan in totaal 7 exemplaren van, die onderdak hebben gevonden in het Vaticaan, in de Széchenyi Könyvtár in Boedapest, in de Sz. Mihály Templom in Kolozs­vár, in het dekenaal bureau van de Geref. Kerk in Kolozsvár, nog een in Boedapest en in het Emlékház in Györ, en dan deze die wij meenemen. Die wordt aan een museum in Hongarije geschonken. In het eigen museum bevindt zich dan nog de proefdruk, een unicum, waaraan nog weer is gewerkt.

's Avonds is er eten met een kort feestje in het convict, in de kantine van de Theologie. Heel gezellig. De rector Geréb Zsolt begint aardig uit z'n rol te vallen. Hij staat op een stoel met een fles wijn in de hand - nog nooit meegemaakt van hem! De druk is van hem af, dat merk je.

Daarna gaan we op bezoek bij Mikó Lörinc en zijn vrouw Jenei Jutka en haar broer Tamás, die hoofd van het Catechetisch Instituut is. Indringend is het per­soon­lijk gesprek met hen over de dood van Tam s' 4e kind, dat ernstig gehandicapt was en 5 dagen na de geboorte stierf. Zijn vrouw Rita had ons ook destijds (2 jaar geleden) al een en ander verteld. Nu hadden we het echt over de pijn en het verdriet, en de beleving van zoiets. Plus dat ze in Boedapest erg achter zijn met het begraven: soms moet je een maand wachten voor je aan de beurt bent! Werkelijk diep treurig!

Verder eten we heerlijk. Jutka heeft salades en hapjes klaar­gemaakt, zoals we die graag hebben. Verder brood met allerlei beleg. Om 22.45 uur komen we weer thuis bij va, waar we helaas niet veel vertoefd hebben.

Inmiddels hebben we ook weer een 4e reisgenoot voor de terugweg: onze vriend en collega Hermán János uit Zwolle! Heerlijk! Wat een fantastisch mens is dat! Hij is ook bij z'n ouders in Sármás geweest, om hen zo mogelijk te verhuizen naar een andere woning. Dat is nog altijd niet rond. Z'n vader is al 10 jaar bezig met emeritaat te gaan. Een onmogelijk gebeuren. De hele familie wordt ingeschakeld, maar zonder veel effect.

Zondag 22 oktober

We ontbijten voor het laatst met Bak Éva en haar drie geweldige dochters, Márta, Sári en Ágnes. Daarna pakken we alles in, en zo om kwart over negen rijden we weg, uitgewuifd door vele bewoners van de binnenplaats. Magda blijft nog een week, en gaat nog naar Tirgu Mures, om een artikel voor te bereiden over Árva Bethlen Kata. Onderweg stoppen we even op de Koningspas (Király­hágó), om van het prachtige uitzicht te genieten. het weer is weer schitterend; de bomen zijn rood, geel, groen, goud en bruin. Om half een komen we aan bij Csernák Béla en Mimi in Biharia. Die verwacht ons al. De koffie staat klaar, de soep staat op, en de koolrolletjes liggen al in de pan.

Anneke en Ida bekijken de kerk die van binnen helemaal is opge­knapt. De zoldering is vernieuwd; er zit een nieuw plafond in. Het oude was ondersteund met balken, en stond op instorten. De kerkvoogd bedankt nog weer voor de kledinghulp uit de partner­gemeente Elden-De Kandelaar (Arnhem). We geven tot slot ook nog tulpenbollen voor de tuin rond de kerk en voor de pastorietuin.

We eten wat, nemen afscheid en om half twee gaan we richting grens. In drie minuten zijn we erover! We `winnen' een uur wegens de tijdgrens. We zijn dus vroeg in Hongarije, en besluiten een (naar later blijkt: grote) omweg te maken via de Hongaarse poesta bij Hortóbágy. Daar eten we soep en drinken we koffie. Het blijkt dat we bij Budapest verkeerd uitkomen om de rondweg te kunnen pakken; we moeten nu helaas dwars door de stad en de buitenwijken heen, wat ons zeker een uur extra kost. Zodoende zijn we toch weer laat, net als anders. In Mosonmagyaróvár eten we nog even iets, om 7 uur. Daarna zet Ida er goed vaart in. We passeren op een plek waar dat niet mag, en moeten 25 DM boete betalen. Omdat ons geld net op is, moeten we bij een benzinepomp gaan wisselen. Rijbewijs en paspoort houden ze zolang vast. Na dat oponthoud tuffen we verder, en twee km. verderop worden we weer aange­houden. Te hard gereden; 60, waar maar 50 mocht. Weer een boete; weer geen geld. Hermán János legt uit dat we ons laatste oortje bij de vorige controlepost van de politie hebben versnoept; dan mogen we verder. We moeten doorrijden naar Wenen. Daar verwachten Gyalai Pityu en Gheta ons. Pityu is de broer van Csernák Béla. Hij heeft de naam van z'n vader gehouden, B‚la heeft de naam van moederskant aangenomen. Het is 's avonds 10 uur als we aankomen. Pityu staat ons buiten in de kou op te wachten. Het is ineens winter geworden. Daar kletsen we nog tot een uur of twaalf, half een. Anneke maakt haar bed op in de hal van het huis, in de hoop daar niet door snurkers gestoord te worden.

Maandag 23 oktober

De volgende morgen moet hun zoon Artur vroeg naar school, en Gheta naar haar werk. Pityu werkt als graficus meestal thuis. Om half negen vertrekken we. Hermán János neemt het stuur over, en brengt ons op tijd in Aschaffenburg, waar we Anneke om 16.15 uur op de trein naar Basel zetten. Daarna eten we wat in de stationsrestauratie (lekkere uiensoep met stokbrood!), bellen even naar huis en gaan verder via de Sauerlandroute naar Arnhem. 's Avonds om 9 uur komen we aan. Hannie komt uit Zwolle met János Jan en Zsuzsi om János op te halen, die een maand van huis is geweest.

De kinderen verwachten ons met open armen. Maria heeft goed leiding gegeven aan de huishouding, en aan de zusjes. Vooral het koken ging fantastisch. Ze hebben heel gevarieerd gegeten, en heel gezond! Een heerlijk weerzien, en echt een goede, fijne, vrucht­bare reis!

Klaas en Ida Eldering