13 februari 2007

Reis naar Roemenië - 1999

Reis van Ida en Klaas Eldering, zomer 1999

Vertrek woensdag 13 juli, thuiskomst dinsdag 3 augustus 1999, totaal 5200 kilometer.

Woensdag 13 juli

Met Maria op pad; reis naar Wenen; zij reed veel, en heel goed! Onderweg zijn er files i.v.m. ongelukken. Daarom komen we pas heel laat aan bij onze vrienden, István & Gheta Gyalai.

Bijna tien jaar geleden, na de omwenteling, kon Gheta eindelijk verenigd worden met haar man in Wenen, die in 1987 was gevlucht uit Roemenië.

István en Gheta hebben altijd zeer boeiende observaties van het leven in het Westen. Beiden zijn kunstenaar; materieel hebben ze het moeilijk. Ze kijken anders tegen de samenleving aan dan zij, wie het goed gaat of die het gemaakt hebben na hun vlucht uit Oost-Europa.

De auto konden we bij hen gelukkig op de binnenplaats stallen, zodat we die niet leeg hoefden halen. Jullie weten toch wel hoe vol die altijd is?

Donderdag 14 juli

De volgende morgen vertrekken we vroeg naar Hongarije. Tussen de middag eten we warm bij Cili, de engel van Boedapest. We laten daar een stel bontjassen uit Arnhem; die gaan door naar mensen in de Oekraïne die daar zeer blij mee zijn.

Maria laten we hier achter; ze gaat Kinga bezoeken, die ze in Casa Locarno heeft leren kennen. Ze zal op eigen gelegenheid ver­der reizen naar Zoltán in Miskolc, en dan verder naar Debrecen, waar ze aan de zomeruniversiteit een taalcursus Hongaars gaat doen, 4 weken lang.

's Middags vervolgen we onze reis naar Szeged (Zuid-Hongarije) János Molnár + Irma + zoon Szabolcs (17). Szabolcs heeft veel succes met z'n popgroep (heavy metal). Hij is de gitarist.

In de tuin bewonderen we de ondersteunde takken van de vruchtbo­men. Het is een goed abrikozenjaar.

Vrijdag 15 juli

Nagy Margit en Erika uit Novi Sad op bezoek. We horen hun oor­logsvertellingen. Ze komen ook kleding ophalen, die wij hebben meegebracht. Ze is heel blij als ze hoort dat er zoveel geld voor haar is bijeengebracht in Arnhem, méér dan wat ze anders in een maand werken verdient!

's Middags gaan we naar Opusztaszer, het nationaal openluchtmu­seum, met een panorama over de komst van de Hongaren in het Kar­paten­bekken in 890. Indrukwekkend en romantisch.

Ondertussen hebben we een gesprek over hun werk. János is z'n bibliotheekwerk zat; hij zou het liefst schrijvend en docerend verder willen gaan. De kerkgeschiedenis gaat hem steeds meer boeien. Hij gaat nu werken aan een boek over het bisdom Oradea in de periode van 1940-1989. Het zou prachtig zijn als hij daarvoor twee jaar vrijgesteld kon worden. Hij zoekt daarvoor subsidie. Met ƒ 10.000 per jaar zou dat lukken.

Zaterdag 17 juli

Eerst gewinkeld in Szeged; kinderbijbel gekocht. Er was een flin­ke keuze! 's Middags ge­zwommen bij de brug over de Tisza, in een buitenthermaalbad, waar het goed toeven was. 's Avonds naar een dixielandconcert in de openlucht op het Dom­plein, waar de hele zomer bijzondere voorstellingen worden gegeven en waar zo'n 3000 mensen op de tribunes kunnen zitten.

Zondag 18 juli

Om 10 uur naar de kerk op het Honvédtér. De vrouwelijke predi­kante (echtgenote van Bartha Tibor) bedient de doop, een jongeman preekt vaag. Heerlijk middag gegeten, met schnitzel.

's Middags naar Tiszainoka, waar we een grote machine afleveren uit de nalatenschap van Ubbo Scheffer Zijn vrouw Erzsike wil die daar gaan gebruiken in de kunstenaarskolonie. Ook brengen we een bezoek aan de moeder van Mári Erzsike, die daar in haar eentje probeert te overle­ven.­ De WC loopt door; we hebben dorspbewoners in kunnen schakelen om haar te helpen. Zelf konden we onmogelijk blijven.

Daarna volgt de reis naar Biharia (Roemenië), 8 km ten noorden van Oradea, net over de grens; we komen bij onze vrienden Béla Csernák + Mimi. Heerlijk avond gegeten, weer met schnitzel. Tot onze grote verbazing is er nu de hele dag water in de kraan! Dit dankzij een nieuwe wethouder, Darabont Sándor jr., die vastbera­den optreedt om het dorp vooruit te helpen. Dat betekent een har­de confrontatie met de onbenullige burgemeester.

Maandag 19 juli

Gesprek met de twee maatschappelijk opbouwwerksters in het dorp, plus de nieuwe maatschappelijk werkster, die daar de thuiszorg wil gaan opzetten. Hun kantoor bekeken. Het gaat goed met hun (vanuit Elden ondersteunde) project in Biharia; het geldt nu als een soort voorbeeldproject voor andere maatschappelijk opbouw­werkers die afstuderen in Oradea. Niet in de laatste plaats komt dat omdat die meiden het goed aanpakken, en omdat Béla hen als dominee alle ruimte, krediet en steun geeft, omdat hij ook het belang ervan inziet. Andere dominees gebruiken deze krachten als een soort veredelde secretaris of loopjongen/-meisje.

's Avonds een boeiend gesprek met Darabont Sándor jr., de man achter het aardgasproject.

Dinsdag 20 juli

Eerst bezoek aan Emi néni, de moeder van Béla, waar we Béla weer aantreffen. Mimi was naar de schoonheidsspecialiste. Emi néni heeft van het Verband van Hongaarse pedagogen in Roemenië een prijs gekregen, wat een (heel late) erkenning voor haar werk als lerares en mentor bete­kent. In 1956 moest ze, net als veel andere Hongaarse intellec­tuelen in Roemenië, in een fabriek gaan werken.

Dan de reis naar Cluj-Napoca; verblijf bij Eva Bak. Alle drie de dochters waren thuis: Marta met de kleine Csala, Sári en Agnes.

Ida gaat van alles regelen in de stad, o.a. met Aranka naar Berci en naar Deritei Erzsébet, pakketten afleveren. Erzsébet is een 45-jarige predikantsweduwe met een dochter en een zoon. De doch­ter is begaafd fluitiste, en bezoekt het conservatorium om mu­zieklerares te worden. De zoon is van de theologiestudie overge­stapt naar de computers, wat hem beter bevalt. Hij zei: `Ook als ouderling kan ik veel voor de kerk betekenen'. Hij was de theolo­giestudie begonnen om de lege plek van z'n vader over te nemen, maar heeft nu z'n eigen weg gekozen.

Bij Aranka en Berci kwam ook zoon Adorjáni István langs, die naar Hongarije wil emigreren. Hij is bouwkundige, een jongen met gou­den handen. In Roemenië blijkt het vreselijk moeilijk om een bouwproject te organiseren, omdat je nergens van op aankunt: de materialen die geleverd worden zijn verkeerd, komen niet of te laat, zijn defect, zijn niet te krijgen, etc. Hij wil verder, en gaat daarom naar Hongarije, waar de dingen `normaal' verlopen.

Ikzelf loop even naar het centrum en ga in de grote kathedraal zitten. Wat een heerlijke plek voor meditatie en verstilling!

Woensdag 21/7 - vrijdag 23/7:

's Morgens een kort bezoek aan Székely László, een unitarisch predikant in ruste, die een kennis in Velp heeft (Maria Moerker­ken). We hebben een pakketje voor hem en zijn vrouw meegekregen. Ze hebben elkaar 20 jaar geleden in Casa Locarno leren kennen. Ida gaat daarna naar de familie Kozma. Zoon Andris gaat met zijn gezin binnenkort naar ons huis in Velence (H). Gizi néni en Bandi bácsi zijn fysiek duidelijk oud geworden, maar geestelijk heel vitaal. Ze beginnen nu met de bouw van een bejaardenhuis voor diaconessen en andere kerkelijke werkers, vlakbij de kerk en de pastorie die ze daar de afgelopen jaren hebben neergezet. De grond voor het bejaardenhuis hebben ze met veel geluk ter be­schikking gekregen, wat ze als een wonder en zegen ervaren. Andris en Erika hadden net een kinderkamp geleid met 6 begelei­ders en 40 kinderen. De kinderen zijn nu moeilijker te hanteren dan 5 jaar geleden. Dat komt door de kabel-tv, denken ze.

's Middags gesprek met Kató, die als ouderling een straatarm ge­zin begeleidt, dat hulp uit Nederland krijgt. Zij heeft de aan­koop van hun flat geregeld (totale kosten 2000 DEM).

Reünie Cluj: 25 jaar geleden studie afgesloten!

Om 4 uur begonnen we met een 'Andacht', een korte meditatie en een gebed. Daarna volgt de ronde, waarin iedereen persoonlijk verslag doet van de afgelopen jaren. Sommigen hebben enorm gele­den onder het communisme, anderen zijn er veel gemakkelijker doorheen gekomen. Drie predikanten zijn in 1988 naar Hongarije gevlucht. Na een moeilijke overgangsperiode zijn ze nu heel actief bezig in kleine gemeentes, waar de pastorie en de kerk helemaal vervallen waren. Ze zijn bereid grote persoonlijke offers te brengen om de gemeente op te bouwen. Offers in de zin van: afzien van vrije tijd en gemak en luxe.

We hoorden prachtige verhalen: een predikant is ook (tijdelijk) directeur van de nieuwe christelijke middelbare school geworden. Ook zijn ze bezig een internaat te bouwen, om kinderen van ver weg een behuizing te bieden. Ze kunnen alles gebruiken voor de inrichting en houden zich aanbevolen om onze 'afdankertjes' over te nemen.

Een andere predikant heeft een beroemde architect uit Hongarije zo ver gekregen dat hij gratis een bouwtekening heeft gemaakt voor een kerkelijk centrum. De gemeente was in het begin heel enthousiast, maar door de desastreuze economische ontwikkeling niet meer in staat financieel bij te dragen. Dit zien en horen we overal: de gemeentes zijn momenteel niet in staat de kerke­lijke bijdragen op te brengen. Gevolg: predikant krijgt geen of maar een gedeeltelijk salaris. In de zomer eten de dorpspredikanten uit de tuin, maar in de stad kan dat niet. Daarom zijn daar de problemen nog groter.

Dit is waarschijnlijk ook de oorzaak dat van de 29 theologen, die in 1974 afstudeerden, er slechts 11 aanwezig waren. Enkele se­rieuze afzeggingen, maar ook velen, die niets hebben laten horen. Helaas is het drankgebruik, ook onder geestelijken, schrikbarend, met alle gevolgen vandien...

Op een avond heeft Klaas verteld over de begeleiding van jonge predikanten. Dat is dus anders dan een stage: ze zijn al aan het werk in hun eerste gemeente; de seniorcollega helpt dan bij de reflectie over hun functioneren.

Aan het eind van de reünie stelden enkele collega's voor om een stichting in het leven te roepen met als doel hulp te verlenen aan predikantsweduwen en hun kinderen. Er zijn veel moeilijke situaties bekend. De stichting richt zich op de eigen jaargeno­ten. We waren geroerd door dit teken van onderlinge solidariteit.

Verder hebben we op donderdag 22 juli nog een prachtig uitstapje gemaakt naar de zoutmijn van Turda, naar de kloof van Turda en naar Torockó, een prachtig in Saksische stijl gebouwd dorp in de West-Karpaten dat sinds kort tot het werelderfgoed behoort.

Vrijdag 23 juli

Na het afscheid van de collega's bezoeken we Jenei Jutka, een vriendin van jaren her. Ze heeft een lichte vorm van MS en zit in de WAO; dat is een half salaris. Gelukkig kan ze nog wat bijver­dienen als beheerder van een gebouw in het centrum van de stad, dat eigendom is van het Kollegium in Debrecen en onlangs werd teruggegeven.

Op de binnenplaats van het Theologisch Instituut zijn studenten bezig boeken uit te kloppen en af te stoffen: de bibliotheek krijgt voor het eerst een grote schoonmaakbeurt. De studenten zijn verplicht in de zomermaanden 3 weken praktijkwerk te doen in kerkelijk verband, wat het ook moge zijn: kampen leiden, boeken afstoffen, schilderwerk doen, invallen voor een dominee, etc.

's Middags rijden we met Béla en Mimi naar Azuga, 35 km. ten Zui­den van Brasov. We doen over de 305 km. 6 uur. Onderweg komen we door Sibiu (Hermannstadt), waar we op de stoep twee zusters in de grijze dracht van de Jesus-Bruderschaft zien lopen. We weten van Hanna vd Kolk dat de Jesus-Bruderschaft daar een project aan het opzetten is, te weten een klein verzorgingshuis voor oude Saksen.

Door Mimi's tante worden we heel hartelijk ontvangen. Ze leeft al 30 jaar in deze Roemeense regio, en heeft allemaal Roemeense ver­wanten. Ook haar kinderen spreken uitsluitend Roemeens.

Zaterdag 24 juli

Vandaag naar Sinaia, naar het Peles-kasteel. Nicht Carmen gaat ook mee. Ze is onlangs gescheiden en drinkt veel te veel. We be­zichtigen het kasteel in een groep voor binnenlandse toeristen, die door de achterdeur binnen mogen. De buitenlanders gaan door de voordeur naar binnen en betalen dan ook navenant.

Het kasteel (gebouwd omstreeks 1880) is prachtig, pompeus en adembenemend. Wat een krankzinnige rijkdom in zo'n arm land.

Na afloop treffen we enkele Duitse jongeren van begin 20, die in Cristuru Secuiesc (Székelykeresztur) aan het DOMUS-project wer­ken: een opvanghuis voor mensen die niks hebben: daklozen, wezen, etc. Het is leuk te horen dat die Duitse jongeren Hongaars hebben leren spreken! Dat zijn we nog niet eerder tegengekomen. Het is bemoedigend te merken dat er altijd weer idealistische jongeren zin die een stuk van hun leven in andere mensen in andere landen investeren.

Zondag 25 juli

We gaan vanmorgen naar de Schwarze Kirche in Brasov (Kronstadt), naar een Duitstalige kerkdienst in het grootste gotische kerkge­bouw van het land. De stadspredikant gaat voor, met een gast uit Duitsland en bisschop Christoph Klein, die mede het Avondmaal bedient. Hij herkent ons en na afloop hebben we nog even met hem kunnen spreken. Hij moedigt ons aan om de contacten te blijven onderhouden.

Er zijn ongeveer 160 mensen in deze prachtige kerk, die vol hangt met kleurige zijden en wollen oosterse tapijten. Kronstadt was een belangrijk handelscentrum in de Turkse tijd. Heel bijzonder is ook het altaarstuk. Bij de voorbeden richt de predikant zijn gelaat niet naar het kerkvolk, maar tot God, dus richting altaar. Wat zal er gebeuren met deze kerk en deze diensten, als er geen Saksen meer in Roemenië zullen zijn? In 1945 waren het er nog 800.000, in 1975 nog 350.000, in 1995 nog 30.000....

Als we om één uur weer thuis zijn, horen we dat we in de tuin van familie gaan barbecuen. Als we daar aankomen, blijkt dat we 20 km. de bergen ingaan langs een riviertje, om daar te kijken bij een voormalig buitenhuis van Ceausescu, waar nu de legertop bi­vakkeert in een prachtige omgeving met zuivere lucht. We wilden dat wel bekijken, maar we mochten er niet in. De connectie van Liviu, de neef van Mimi die ons begeleidt, werkt daar niet meer. En zonder connecties kom je nergens.

Als we vervolgens op een schaduwrijke plek stoppen, blijkt dat WIJ het barbecuevlees in de auto hebben... In het riviertje wordt op forel gevist. Tijdens een wandeling met Béla steekt hij her en der boompjes en planten uit de grond, `voor de tuin'. Een vol­strekt onbekende kant van de denker Béla komt nu aan het licht! Na een half uur gaan we via een andere route terug richting Pre­deal: we gaan de bar slechte weg verder omhoog, tot we op de bergrug zijn, met ongelooflijk mooi uitzicht. Bovenop staan een skispringschans, met gras begroeid; grote stukken ontbreken uit de schans. Ooit gebouwd, 3 seizoenen gebruikt; daarna kapot en nooit meer gerepareerd of onderhouden. We keren terug naar de barebecuetuin, waar met smart op het vlees wordt gewacht, dat in hoog tempo wordt dichtgeschroeid.

Tot onze verrassing begint ook Béla het leuk en gezellig te vin­den, ondanks de twee roemeense agenten die tot de familie beho­ren. Klaas heeft inmiddels enkele Roemeense uitdrukkingen ge­leerd, waarmee hij veel succes heeft. Er wordt veel vlees gegeten en wijn gedronken.

Na de barbecue maken we een prachtige wandeling naar de rand van het dorp, waar nieuwe skipistes worden aangelegd. Er worden vele prachtige, luxe vakantiehuizen gebouwd door de nieuwe rijken uit Boekarest (130 km).

Net als de vorige nacht hebben we ook deze nacht tot half twee met elkaar (Béla, Mimi, Klaas en Ida) liggen praten en lachen in het donker. We voelden ons jong, net een stel studenten op kamp in een slaapzaal. Vele komische herinneringen en bizarre situa­ties uit de communistische tijd kwamen boven: over idiote hoogle­raren, over bijzondere voorvallen in de eerste gemeentes van Béla, over dat hij celibatair was en wilde blijven, etc. We kon­den eigenlijk voor het eerst ook lachen om de moeilijke situaties van vroeger; gelukkig maar!

Maandag 26 juli

Na Béla en Mimi naar de trein in Predeal gebracht te hebben, gaan we met Liviu een bergtocht maken. Wij hadden heel graag met z'n tweeën willen gaan; maar hij blijkt al te zijn aangekomen; voor ons heeft hij een vrije dag opgenomen - en dat kun je dan niet gaan weigeren. Dus gaan we met de - overigens heel aardige - Li­viu op pad.

Als we in Busteni bij de kabelbaan komen, blijkt de laatste ca­bine net vertrokken. I.v.m. de harde wind gaan geen cabines meer naar boven. Later horen we, dat ze sowieso niet op maandag gaan, alleen voor onderhoud; maar dan mag je soms toch mee.

We gaan door naar Sinaia; eerst met de auto omhoog naar Cole 1400, een hotel op 1400 meter. De weg is onvoorstelbaar slecht.... Her en der is de weg in de afgrond gestort, en moet je over een klein randje verder, vol bulten, gaten en keien, waarbij de onderkant herhaaldelijk over de bodem bonkt. Eén week Roemenië is één jaar autoslijtage. De weg was geplaveid met kinderkopjes. Door al het verzakken staan die nu op hun kant, meestal met de hoekpunten omhoog. Soms ontbreekt er ineens 60 cm., en rijd je door een gigantisch gat, als je niet oppast.

Als we boven zijn aangekomen, hebben we prachtig uitzicht over het Prahova-dal, dat dwars door de Karpaten heengaat naar Boeka­rest. Vandaar nemen we de telecabine naar 2000 meter. Boven is het ijzig koud en stormt het verschrikkelijk. Vanachter de hoek van een gebouw kunnen we even zuidwaarts kijken, langer niet. Met de wind inde rug lopen we naar de top (2200 m.) vol militaire installaties. Achter de top is het rustig, en genieten we van de prachtige vergezichten over de Karpatentoppen. We zien in de ver­te ook Azuga liggen, alsmede de oude springschans boven op de bergen tussen Azuga en Predeal, waar we gisteren waren.

Omdat het te koud is en er verder niet veel te zien is, gaan we koffie drinken in een berghut. We kunnen kiezen tussen Turkse koffie of nes. Liviu neemt tot onze verrassing een limonadeglas vol wodka bij de koffie, want hij heeft vandaag vrij, en het is al twaalf uur. We ergeren ons rot aan de keiharde roemeense mu­ziek. Ida vlucht naar buiten, de berg op. Als we willen gaan af­dalen, beginnen we een speurtocht naar Ida. Uiteindelijk vinden we haar terug, in vrede.

We besluiten de ruim 800 meter te voet af te dalen, i.p.v. terug met de cabine, waarvoor hij al betaald had. De afdaling was schitterend: veel prachtige bloemen, oranje en blauw; mooie ste­nen, heerlijke zon, mooie vergezichten, ongelooflijk steil. Af en toe moeten we ons aan gras of struikjes vasthouden, om niet snel­ler dan gewenst beneden te zijn. De afdaling is echt vreselijk vermoeiend: 800 meter langs een veel te steile helling, zonder echt pad, met alleen voetstapplekjes (behalve het laatste stuk). Als we bij de auto zijn teruggekeerd (onderweg op een rotsplateau plukken we nog prachtig Johanneskruid!) sprint Liviu naar een soort cafetaria op de parkeerplaats, smoest daar wat en zet ons op het terras. Na verloop van tijd komt er cola, en voor hem een limonadeglas wodka. Ook worden er sterk gekruide roemeense worst­jes geserveerd (mitei), waar Nederlanders altijd ziek van worden. De vleeskwaliteit ligt ver onder die van frikadellen... Verder eten we onze meegebrachte boterhammen, tomaten en paprika's op. Liviu is heel gezellig, maar kijkt wel wat waterig uit z'n ogen. Dat wierp wel een schaduw over deze dag: zo jong, en dan al zo verslaafd. Hij werkt trouwens als elektricien in de bierfabriek van Azuga (onderhoudsmonteur).

Als we weer langs die verschrikkelijke weg zijn afgedaald naar Sinaia, rijden we nog wat verder zuidwaarts, naar Holiday Inn. Daar werkt zijn vrouw in de keuken, of als kamermeisje. Ze ver­dient honderd dollar per maand, een redelijk inkomen voor Roe­meense begrippen. De Joods-Amerikaanse gasten die er nu zijn en hun eigen kok hebben meegebracht, betalen 200 dollar per nacht, stelt ze wat gelaten vast.

Terug door Sinaia willen we geld opnemen bij een groot, nieuw marmeren bankgebouw. Omdat het beeldscherm van de geldautomaat in de volle zon staat, kun je er niets op lezen, en hebben we hulp van het personeel nodig om geld op te kunnen nemen. In het cen­trum zoeken we vele zaken af op zoek naar een diarolletje. Ook dat lukt tenslotte. Sinaia is een schitterende toeristenplek voor de Roemenen. Buitenlanders komen we er nauwelijks of niet tegen.

Dinsdag 27 juli

's Morgens pakken we onze koffers in, want we gaan vertrekken. De familie uit Oradea, die onze plek komt innemen, is inmiddels al gearriveerd, na een hele nacht in de trein. Anna néni herkent ons nog, van 6 jaar geleden. Toen kwam ze bij Béla en Mimi wel eens oppassen op Béluka.

We vertrekken naar Brasov, en maken een prachtige wandeling door de fraaie binnenstad. We kopen kaarten en postzegels, en drinken slechte cappuccino op een terras.

Daarna gaat de reis verder, eerst richting Schässburg/Sighisoara (een schit­terende tocht!), dan richting Udvarhely. Na Székelykeresztur gaan we een kortere route, binnendoor. Je snijdt dan 35 km. af rich­ting Korond, maar je doet er wel drie uur langer over, omdat in die Hongaarse streek sinds de 70-er jaren niks meer aan de wegen is gedaan. We dreigen vast te lopen in Siménfalva, en denken er­over om maar terug te gaan, tot we horen dat vooruit minder ver is dan terug. We kopen prachtige gevlochten rieten manden om fruit en marktwaren in te vervoeren. Kunnen we thuis dus goed gebruiken, vindt Ida.

Het leuke is dat mensen bij een huis langs de weg die manden zit­ten te maken. Met z’n tweeën maken ze er 6 à 7 op een dag; één mand is ongeveer 3 uur werk. We betalen Fl. 7,50 per stuk. De twee mannen werken van oktober tot april in een werkplaats in Honga­rije; het gezin gaat ook mee. In de zomer komen ze weer naar Transsylvanië, om thuis alles op orde te brengen en nieuw materi­aal klaar te maken voor de lokale verkoop. Na iedereen op de foto gezet te hebben, vertrekken we weer.

We komen om 5 uur aan in Korond, bij Farkas Laci en Margit. Hij is daar Unitarisch predikant; zij is cantororganist en geeft godsdienstles op de lagere school. Als we de auto op het erf heb­ben geparkeerd en onze spullen naar binnen hebben gebracht, breekt er een verschrikkelijk noodweer los dat tot middernacht duurt. Telefoon en stroom vallen uit. Het onweert, bliksemt en hagelt; in de bui leggen we dekens over de auto om die te be­schermen tegen de enorme hagelstenen. Bij kaarslicht dineren we en hebben we een heerlijk gesprek. Het blijkt dat de Unitariërs in menig opzicht dichter bij ons staan (en omgekeerd wij bij hen), dan vele 'Gereformeerde' (echt Calvinistische) dominees. Tot onze verrassing en tot verrassing van Laci en Margit stellen we dat vast.

Amusant is het verhaal dat de Unitariërs (vergelijkbaar met de vrijzinnigen hier) een landelijke of zelfs wereldwijde regeling hebben voor partnergemeentes. Een gehucht in de bergen (Fenyökut) heeft als partnergemeente de villawijk van Los Alamos, het atoom­onderzoekscentrum van de VS. Veel atoomgeleerden horen bij de Unitarian Church daar; ook liberale Joden horen erbij, omdat men de Mozaïsche wet als uitgangspunt en grondregel neemt. Bij een eerste bezoek aan dit frisse bosdorp in de bergen waren de Ameri­kanen direct verliefd, en brachten geld bij elkaar om de kerk op te knappen. Dat was zóveel, dat ze op een van de staat terugge­kregen stuk grond ook meteen maar een gastenverblijf hebben ge­bouwd. Laci en Margit zijn ook in Los Alamos geweest en hebben daar een cursus Engels gevolgd, die hen nu zeer van pas komt.

Margit blijkt echt pràchtig te kunnen zingen; met elkaar studeren we de Székely himnusz in, het volkslied van de Székler-Hongaren, dat verbonden is met de bedevaartplaats Csiksomlyó. In de commu­nistische periode was niet de bedevaart, maar wel dit lied verbo­den. Het heeft een prachtige, oud-Hongaarse melodie. Toen ze dat in Los Alamos zongen voor de gemeente, bleken er daar ook mensen van Hongaarse afkomst te zijn die spontaan begonnen te huilen toen ze dat lied hoorden. Het is heel oer.

Woensdag 28 juli

De volgende morgen is het prachtig weer. De elektriciteit en te­lefoon werkt weer en we gaan het dorp bekijken. KOROND is beroemd in binnen- en buitenland vanwege het blauw beschilderde aarde­werk. Het halve dorp werkt in de pottenbakkerijen en in de winkel­tjes langs de hoofdweg. Bussen vol toeristen komen hierheen om het typische Hongaarse aardewerk te kopen. De twee beroemdste pottenbakkerfamilies leren we persoonlijk kennen. Wanneer er Józsa Janos of Molnos Lajos onderop je vaas of bordje staat geschreven, is het kwaliteitswerk.

's Middags naar Akosfalva (Püspök Laci & Melinda) en Nyáradszent­benedek. Autopech. De overbuurman bleek iemand met gouden hand­jes, die ons weer op weg hielp. Geslapen bij Pályi Béla & Mária.

Donderdag 29 juli

Pályi Péter & Anikó komen langs; zij is studentenpredikant in Kolozsvár; hij werkt op het bureau van de RMDSz (UDMR), afd. in­ternationale contacten van de Unie van Hongaarse Democraten in Roemenië. Bezoekje aan de dokterspost waar Melinda als verpleeg­kundige werkt.

Dan binnendoor via Nyáradszereda naar Calugareni, waar we Ineke Maris en haar ploeg in het dorpshuis ("de kultuur") aantreffen. Ze sorteren 80-90 m3 kleding, meubels en huishoudelijke artikelen voor een verkoping.

Ik breng Ida naar haar logeeradres; zelf ga ik met de auto door naar Reghin, om de reis met gemeenteleden daar naartoe voor te bereiden. Onderweg pik ik nog een prachtige zigeunervrouw op, van een jaar of 60, die staat te liften. De zigeuners in de regio spreken allemaal Roma, Roemeens en Hongaars. Onderweg laat ze het wrak zien van een auto, die die morgen tegen een boom knalde. Een man bracht zijn vrouw in barensnood naar een ziekenhuis...

Ida bezoekt in Calugareni de dokterspost. Het doktersechtpaar woont sinds eind november op de bovenverdieping van de dokters­post. Er moet nog e.e.a. aan het huis gebeuren:

- er is een nieuwe schoorsteen nodig, omdat de doorsnee te klein is;

- er moet een hek om de tuin komen en een tuinmuur met poort aan de voorkant; hun droom is om die muur van witte steen te bouwen uit de bergen op 80 km, i.p.v. met keien uit de beek.

- de kelder staat vaak onder water; rond het huis moet en afwate­ringsgreppel komen

- voor de dokterspost moet een verharde parkeerplaats komen

- ook binnen de omheining moet een goed toegangspad komen en een betonnen deel tot aan de garage

's Avonds vergadert de dorpscommissie. De pastoor is helaas ver­hinderd, hoewel hij al wijn en dranken had gebracht. De dorpscommissie is van oordeel dat de dokter en haar man (als fysiotherapeut en doktersassistent en chauffeur en manusje van alles) goed werk doen. Ineke Maris brengt diverse punten in. Haar Hongaars wordt echt steeds beter. Het is tien jaar geleden (1989) dat Jan & Ineke hieraan begonnen.

In het dorp zijn ook de onderlinge solidariteit en het verantwoordelijkheidsgevoel gegroeid. De dorpsgemeenschap durft te spreken naar de overheid toe. Men ziet in dat zuchten en klagen niet de oplossing is. Ineke Maris heeft de mensen enkele basisbeginselen van het vergaderen bijgebracht: naar elkaar luisteren, agendapunten indienen en genomen besluiten uitvoeren en je eraan houden. Vooral de vrouwen in de commissie zijn zo veel mondiger geworden. Al met al geeft ontwikkelingshulp op kleine schaal op deze wijze veel voldoening!

Ida bezoekt de volgende morgen nog een pech-gezin. Alice, een trouwe medewerkster van Ineke's groep, heeft een dochter uit haar 1e huwelijk, die haar man nu heeft verloren. Deze dochter is met 3 kinderen (waarvan één dubbel gehandicapt meisje van 5 jaar) bij Alice in komen wonen, omdat de familie van de overleden man haar uit het huis heeft gezet. Nu zit dus Alice met haar man en met (stief-) dochter en 3 kinderen in één kamer en één keuken. Hier moet hoognodig een kamer bijgebouwd worden. Ida onderneemt actie. Het gaat om ± 1000 DM, die inmiddels (22/9) bijeengebracht is!

Vrijdag 30 juli

Janka István, penningmeester van de dorpscommis­sie, brengt Ida via Calugareni naar Reghin (35 km). 's Middags vertrekken we naar Cluj-Napoca. Bij Bak Eva krijgen we bezoek van Adorjáni László en Kati. Ida bezoekt 's avonds nog de ouders van Margit en Rózsa, ds. Nagy Pista bácsi en Margó néni (die bedlegerig is) en overhandigt hen een privé-gift uit Arnhem om de dokter te kunnen betalen, waarvoor ze zeer dankbaar zijn.

Zaterdag 31 juli

's Morgens bezoekt Ida namens de werkgroep Diaconessenkerk 'gehandicapte Ireen'. Ze heeft een operatie aan beide heupen gehad; die zijn vernieuwd. Ze kan nu weer lopen. Ze is 50 jaar en woont samen met haar moeder, die minstens even dankbaar is voor de hulp die ze hebben gekregen.

Reis naar Biharia; daar ontmoeten we de Grieks-Katholieke pries­ter Dumitru Constantin Selegian, met zijn twee zoons. Voor de Grieks-Katholieke Kerk is het heel moeilijk gebouwen en grond terug te krijgen, omdat dat meestal in handen van de Roemeensorthodoxe Kerk is. De gelovigen komen wel bij elkaar voor de diensten, maar vaak in lokaaltjes of aan huis. Hij wil voor zijn parochie (Nadas, com. Spinus) een kerkje (kapel) bouwen; een stuk grond hebben ze. Hij zoekt via ons contact en financiële hulp in het Westen, om dat te kunnen realiseren.

Zaterdagavond gaan we naar Oradea, naar de fam. Tökés. Als we aankomen, vertelt Edit dat László toch niet thuiskomt die avond, en of we de volgende dag nog een keer willen komen. Dus zijn we met haar en de kinderen samen. Ze vertelt over haar studie psy­chologie in Debrecen, over het zorgen voor de kinderen zonder een vader die thuis is, over de spanningen in het kerkdistrict die zij als tegenwerking beschouwen, etc.

Zondag 1 augustus (Maria jarig!)

Naar de kerk in Biharia.

Bezoek aan Tökés László in Oradea. We kunnen een uur met elkaar praten, voordat de Hongaarse minister van buitenlandse zaken zal arriveren. Edit biedt haar verontschuldigingen aan voor verve­lende opmerkingen, die ze de avond ervoor had gemaakt. Ida loopt even naar Veress Kovács Attila en Valika om een fax naar Maria te sturen, die steeds probeerde ons te bereiken op ons mobieltje; maar die stond uit, of we zaten in de kerk, of de zender bereikte ons niet, of ik wist de toegangscode voor de voicemail niet.... Uiteindelijk lukt het me de berichten af te luisteren, en moeten we dus even reageren. Terwijl Ida weg is om te faxen, belt Maria weer en kan ik de ontmoeting met haar afspreken.

Na het eten vertrekken we in bezit van een verjaardagstaart naar Debrecen, dus de grens over. Vanuit Biharia is er zo'n leuk bin­nenweggetje, dat 25 meter voor de grens uitkomt op de hoofdroute. We moeten toch weer een half uur wachten, omdat een busje grondig wordt gecontroleerd. Na de grens tuffen we noordwaarts, naar De­brecen. We parkeren naast de Grote Kerk, en ontmoeten de nu 20-­jarige Maria in het parkje bij de gedenkzuil van Michiel de Ruy­ter.

Ze blijkt al een aardig mondje Hongaars te spreken, inmiddels. Die eerste twee cursusweken aan de universiteit van Debrecen hebben haar zeker weer wat verder geholpen. Je moet vooral moed hebben om te beginnen te spreken. We maken een wandeling door de binnen­stad, waar allerlei leuke zomerse activiteiten in de openlucht plaatsvinden. Best een leuke plaats om te studeren! Na enig zoe­ken gaan we eten in een biologisch vegetarisch restaurant, dat net een paar weken open is. Daar is wel moed voor nodig, in Hon­garije! We bestellen wat interessante dingen van het menu, en het is werkelijk fantastisch! Allemaal zeer fraai opgediend en ver­sierd en kleurrijk, en voortreffelijk van smaak. Zéér aan te be­velen! En nu maar hopen dat dit restaurantje het redt in vleesetend Hongarije... Het heet overigens 'Füvészkert Reform Étterem', en ligt op de hoek van het Liszt Ferenc-plein en de Blahané-­straat.

Daarna willen we naar Maria's kamer gaan, maar de auto start niet. Na hem aangeduwd te hebben, tuffen we naar de studenten­flats naast de fraaie universiteit. Daar bellen we de Wegenwacht, die in 10 minuten er is en denkt de zaak gerepareerd te hebben. Als we afscheid genomen hebben en wegrijden, begint het probleem opnieuw; de dynamo is weer defect. Verder rijden is zinloos. We overnachten in een chauffeurshotel; niet eens onaardig.

Maandag 2 augustus

Vóór achten staan we bij de Volvo-garage. De werkplaatschef rijdt voor ons uit naar een andere werkplaats, waar autodynamo's worden gerepareerd i.p.v. vervangen - zo ook de onze. Voor 35 gulden zijn we weer het baasje. Om 11 uur gaan we richting Velence, onze zomerresidentie. Tot onze grote verrassing is onze straat gemo­derniseerd, geëgaliseerd en verhard met steenslag, en zijn er twee nieuwe huizen gebouwd! Ook zijn er nu straatnaambordjes aan­gebracht op de hoeken! De vooruitgang wordt zichtbaar tot de voordeur.

De allergrootste verrassing is dat Janneke Krijger er is, 6 hui­zen verderop, in haar eigen huisje op nummer 61. Overmorgen vindt de overdracht plaats. We vinden het fantastisch! Zo zijn we bijnaburen geworden.

Klaas gaat een middagslaapje doen en Ida vertrekt naar het meer om te zwemmen. Het water is verrukkelijk, zo'n 25 graden en heel schoon en helder. Na 6 uur is er bijna niemand meer in het water en hoor je alleen het geklots van de golfjes en de eigen zwem­slag. Verder stilte en ruimte...

In de tuin missen we de acaciaboom. Die heeft de voorjaarsstorm niet overleefd. Welke boom ervoor in de plaats te zetten? Een notenboom, zoals op ieder Hongaars erf, of een snellere groeier, zoals een kastanje? Iets voor de vergadering van eigenaren.

In de moestuin hebben de in mei gepote pompoenpitten hun best gedaan: minstens tien meter plant met al vier redelijk grote pom­poenen eraan! Met de beheerder Szokolai József bespreken we de stand van zaken, we betalen hem, en maken nieuwe afspraken.

's Avonds eten we bij de familie Somhegyi; altijd heel gezellig! Vier generaties zijn samen: De oude dominee Farkas József en zijn vrouw Eva, dochter Jutka met haar man Béla, de kinderboekschrij­ver, filmmaker en tekenaar, kleindochter Judit met haar man Balázs, die vertaler is, en hun drie levendige zoontjes. Ondanks de muggen is het toch heerlijk om buiten te eten en te genieten van de zoete, sappige meloenen.

Dinsdag 3 augustus

We vertrekken omstreeks 6.30 uur vanuit Velence, uitgezwaaid door Janneke. 's Avonds om 21.00 uur zijn we weer in Arnhem. Onze dochter Anneke wacht ons op met een keurig opgeruimd huis en een verzorgde tuin; complimenten!

Ida en Klaas Eldering

Geen opmerkingen: