18 maart 2007

Jeruzalem

Overdenking bij Psalm 122 en Openbaring 21,1-2

Jeruzalem – veel reizigers naar de heilige stad worden door emoties overmand, wanneer ze haar zien. Zeker als je daarvoor wordt klaargemaakt met een psalmenzingende busreis. Die emoties worden opgeroepen door de beelden en visioenen aangaande de stad – meer dan door de stad zelf. Ze worden opgeroepen door de gedachten aan het leven van Jezus, en door de geschiedenis van deze ‘stad van vrede’, zoals de naam betekent.

Stad van vrede.
Als er één stad is waartegen de profeten en ook Jezus tekeer zijn gegaan, dan is het wel Jeruzalem… Een Jeruzalem dat de verwachtingen niet waarmaakt. Omdat mènsen haar niet waarmaken. Aan het slot van de Bijbel, in de Openbaring van Johannes, wordt van het nieuwe Jeruzalem gesproken als in een visioen: een stad zonder tempel, waar ook het zonlicht niet meer nodig is, omdat de Eeuwige alles en allen doorlicht. Jeruzalem is in de bijbel haast meer een
gedroomde stad, dan de bekende hoofdstad.

Is er een stad zonder dood, zonder duisternis,
komt er een stad waar de zon niet meer nodig is? (Gez. 490)

Ja, zegt de Schrift, die stad komt er. Maar is die er, die stad zonder dood, zonder duisternis? Nee, die is er niet. Kijk maar wat er allemaal in Jeruzalem is gebeurd, in de dagen van de koningen, in de dagen van Babyloniërs, Syriërs, Romeinen, in de dagen van Jezus, in de tijd van de kruisvaarders, die zoveel mensen vermoordden dat ze tot hun enkels door het bloed waadden. Maar ook in onze dagen…. Bittere strijd wordt er gevoerd, om Jeruzalem. Ze is van mij – nee, van mij! Jij dit stuk, ik dat stuk dan?! Nee, wij hebben de oudste rechten! – nee, wij!

De strijd tussen Israëli's en Palestijnen concentreert zich meestal op Jeruzalem. Want Jeruzalem is meer dan een oude stad. Jeruzalem is een symbool. Jeruzalem stáát ergens voor: voor de stad van vrede, Het is zeer de vraag of je het aardse Jeruzalem kunt winnen, en het nieuwe Jeruzalem dan tegelijkertijd niet verliezen. Telkens wanneer leiders, koningen of vorsten die nieuwe toekomst met geweld naar zich toe willen halen, wordt Jeruzalem zetel van de macht i.p.v. van het heil. Zoals het Münster van Jantje van Leiden, in de 16e eeuw. Waar de verbeelding aan de macht komt, worden slachtoffers gemaakt – dat was toen zo, dat is in onze dagen óók zo.

En wij? Wij worden heen en weer geslingerd tussen waan en werkelijkheid, tussen realiteit en visioen. Het visioen houdt ons gaande, de weerbarstige werkelijkheid houdt ons met beide benen op de grond. We verlangen naar die stad zonder duisternis, waar de zon niet meer nodig is. We zien uit naar het grote verzoeningsmaal van de volken op de heilige berg, met spijs en merg en uitgelezen wijnen. Waar volken hun zwaarden zullen omsmeden tot ploegscharen en hun speren tot snoeimessen en waar ze geen oorlog meer leren.

In deze tussentijd heb je bemoediging nodig, een streepje licht, een wenkend perspectief. Dàt is wat Johannes in de Open­ba­ring ons wil geven. Hij maakt immers mee hoe ge­meenschappen worden vervolgd; hoe mensen ver­ra­den en omge­bracht worden. Hoe mensen snàkken naar uit­zicht, naar licht. In de dromen en visioe­nen die hij heeft en die hij vertelt, in de brie­ven die hij schrijft aan de zeven gemeen­ten, laat hij merken te weten van hun lijden. Bovendien, zelf is hij verbannen naar Patmos, als Nelson Mandela opgeborgen op Robben­eiland. De autoriteiten kunnen van alles met je doen, je helemaal isoleren, alles van je afnemen ‑ maar niét je visioen van gerech­tigheid en vre­de, van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

De droom van Jesaja wordt de droom van Johannes wordt de droom van Martin Luther King wordt de droom van Nelson Mandela wordt de droom van tallozen en namelozen, die hijgend neerliggen op brandende grond, zoe­kend naar water, graai­end naar iets om te eten. Bronnen om uit te putten, schuren om uit te eten, wijnstok en vijgeboom om onder te schuilen. Een droom te vèr? Wie stelt dat vast?

Hoe was het in de dagen van Jezus? 'Och of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient', treurt Jezus, 'maar thans is het verborgen voor uw ogen'. Als één het duidelijk heeft gezien, dat niet de politieke concties, revoluties, rellen en opstanden het nieuwe Jeruzalem dichterbij brengen, dan is het Jezus van Nazareth wel. Omwille van Jeruzalem was er al tevéél bloed vergoten, om het bezit van stad en tempel. Eens en voorgoed heeft Jezus doorzien, dat het daar niet om gaat. Hij heeft geschouwd dat er voor Jeruzalem als stad van vrede alleen een plaats is, een bestaansmogelijkheid, als die vrede eerst in en tussen onszelf tot stand is gekomen. Als er eerst verzoening gebeurt tussen Israël en de volken, tussen Joden en Palestijnen, tussen synagoge, kerk en moskee.

Als wij hopen en verwachten dat Jeruzalem stad van vrede zal zijn, als we met de profeten blijven uitzien naar dat nieuwe Jeruzalem, dat hemelse Jeruzalem, dan zullen wij ook als wereldgodsdiensten elkaar moeten gaan verstaan. Maar misschien moet er maar van Gòdswege een nieuw begin gemaakt worden… Is het dáárom, dat de Bijbel spreekt van een nieuw Jeruzalem, dat neerdaalt uit de hemel, van Godswege? Is het niet opvallend, dat met DIE verwachting de Bijbel wordt afgesloten? Met de verwachting van een nieuw begin, dat van Gods kant komt?

Hoe zullen wij een nieuw begin maken, als God het ons niet in het hart legt? Laten we daarom bidden om Gods heilige geest, als bron en kracht van vernieuwing – omwille van de toekomst van de aarde, omwille van een nieuw Jeruzalem.

Geen opmerkingen: