4 april 2007

Ezel


Jezus op de ezel.
Tekening van Piet Klaasse, uit:
Bijbel voor de kinderen van dr. J.L. Klink,
uitg. Het Wereldvenster, Baarn 1974













Liefdeslied


Jezus, bonkige ezel,
uw poten ploegen het zand,
uw schonken zijn vet en vlezig,
ik rijd op u naar mijn land.


Ik was verdwaald in de bergen,
gij voert me naar huis terug,
ik maak mijn bed op uw rug,
ik heb genoeg van zwerven.


Gij redde mij het leven
toen ik gestorven was -
mijn hart is hooi en gras
meer kan ik u niet geven.


Huub Oosterhuis
Gebeden en Psalmen p. 60


Ik herinner me dat in de 60-er jaren voor de rechtbank een proces werd gevoerd in verband met blasfemie tegen Gerard Kornelis van het Reve, omdat hij God als een muisgrijze ezel had voorgesteld met wie hij gemeenschap had. In de Romeinse tijd is Jezus ook wel spottend afgebeeld als een ezel die aan het kruis werd geslagen. Huub Oosterhuis heeft in dit gedicht voor Jezus ook het beeld van een ezel gebruikt.

's Zomers hebben we met de kinderen in Roemeniƫ vaak ezels gezien. Ze zijn altijd vertederend: hun stille trouw, hun amandelogen met lange wimpers, hun extreem grote oren, het vreemde gebalk, de stille tred, de zachte vacht, hun ongelooflijke draagvermogen, hun dienstbaarheid, hun kindvriendelijkheid, en .... het kruis op de rug.

Dit gedicht ontroert me. Er zitten zoveel diepe, bijbelse lagen in! Jezus is bonkig: weerbarstig, niet zomaar in een hok te krijgen. Uw poten ploegen het zand: de weg is zwaar om te gaan; is nauwelijks weg. Het is ook het zand van de (kerk)-geschiedenis, waar Jezus moeizaam doorheen trekt. Toch is het niet alleen armoe: uw schonken zijn vet en vlezig; kortom: hij heeft wat om het lijf. Geen zak met botten waarvoor je terugschrikt, maar ook een zeker ‘aaibaarheidsgehalte'.

Ik rijd op u naar mijn land: of: u rijdt mij naar uw land? Op de rug van deze ezel weet je het niet zo. Gaat niet de ezel z'n eigen weg, naar de krib van z'n meester? In ieder geval: ik word gereden; hij draagt mij. M'n voeten mogen even rusten.

En dan die passage over verdwaald zijn: we kennen het verhaal van Saul, die de ezelinnen van z'n vader ging zoeken. Hier echter was ik verdwaald, en heeft de ezel mij gevonden; hij brengt mij `thuis'. Ik maak mijn bed op uw rug: ik mag me helemaal overgeven en tot rust komen van al het dwalen en zwerven zonder uitzicht, zonder thuiskomst.

Gij redde mij het leven toen ik gestorven was: het lijkt op de thuiskomst van de verloren zoon: verloren en gevonden, hij was dood en zie hij is levend geworden.

En dan die meest ontroerende slotregels: mijn hart is hooi en gras, meer kan ik u niet geven. Weg met alle pretenties en dikdoenerij en godsdienstigheid om een plek in de hemel te krijgen of om in de ogen van jezelf of van anderen `iemand' te zijn: hooi en gras - verder sta ik met lege handen. Dat weinige wat ik heb, wat ik voorstel - voor de ezel is het goed, het is voor hem leeftocht. Dat mensen hun ‘schamele' hooi en gras aan hem geven, dat is genoeg. Dat is goed. Ik weet het, ik voel het, ik geloof het. Theologie voor eenvoudigen, met een persoonlijke band, en de verbeelding van Matth. 11:28-30. Dat is het!


Arnhem, 11 januari 1998
Klaas Eldering

Bij het afscheid van de Diaconessenkerk, 1984-1998


Matth. 11:28-30
Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht.