In het kader van mijn studieverlof over ‘Kerk en media’ loop ik deze week van 18-23 juni mee bij Omroep Gelderland. Een klein dagboek.
Dag 4
Vanmorgen (donderdag 21/6) was ik thuis en heb allerlei interessante artikelen over kerk en media en PR van internet gehaald. Kleine cursussen, tips voor redacties, colleges en lezingen, noem maar op. Je komt ook ‘foute’ sites tegen, bv. eentje die heet 'kerkenmedia' en is bedoeld voor evangelisatie in Zeeland.
Vanmiddag had ik een afspraak met Rinus van Warven bij Omroep Gelderland, om ook eens over dit thema door te praten. Hij heeft een media-productie bedrijf en maakt zelf ook prachtige teksten. Zijn programma ‘Tendens’ is op zondagmorgen van 7-8 uur op Radio Gelderland te beluisteren en later te vinden op de website http://www.omroepgelderland.nl/
Rinus had een programma voorbereid met citaten en muziek. Al pratend met elkaar kwam ik ook in het programma terecht, heb teksten gelezen en mede muziek uitgezocht en er soms wat van gezegd. Daarna weer verder gepraat over kerk en media.
Eén van de dingen die dan naar voren komen is dat de historische kerken zichzelf onderschatten en dat de meer evangelicale kerken zichzelf overschatten. De laatste groep vindt zichzelf en de eigen boodschap heel belangrijk en let slecht op de ontvanger/luisteraar/kijker. Men kijkt wel of het geproduceerde programma goed binnenkomt in de emotie van de ontvanger, maar het respect voor de ontvangende kant is ver te zoeken. Het lijkt een beetje op het vetmesten van ganzen voor de foie gras.
De historische kerken denken dat men wel weet wat ze te bieden hebben, dus dat het niet nodig is de wereld hiervan kond te doen. Of men richt zich echt op de eigen club; ook dan hoeven anderen het niet te weten. Of men denkt dat het niet interessant of belangrijk genoeg is voor de buitenwereld. Maar dat bepaalt de ontvanger en niet de zender!
Het doet me denken aan wat theaterman Paul Deen in 1976 tegen ons zei, toen we les van hem kregen in het ‘brengen’ van tekst vanaf de kansel. Hij was docent aan de Theaterschool van Amsterdam. Daar sta je dan als onzekere beginneling in de lege Thomaskerk met wat studenten en docenten, op zo’n enge kansel. Je leest enkele bijbelverzen voor – en dan barst het onweer los: “Wat sta je daar nou als een klojo! Je wilt toch iets brèngen?! Nou dan! Breng het dan ook! Jullie werken verdomme met de mooiste en beste teksten die er zijn! Moet je zien waar wij soms mee moeten werken! Je hebt goud in je handen! Doe er dan ook wat mee!”
En ik moet zeggen: Paul Deen heeft helemaal gelijk gekregen. Afgelopen zondag had ik dienst in Schaarsbergen, in de kerk daar. Het was een stukje van een liefdesgedicht (vol erotiek en verlangen) uit het Hooglied, en over de vrouw die Jezus’ voeten zalft en masseert en maar blijft zoenen. Niet alleen de kerkgangers, ook ikzelf heb enorm genoten van het proeven en wegen van die prachtige woorden. Lees dit eens:
Hooglied 4,16-5,8
Zij
4,16 Ontwaak, noordenwind! Kom, zuidenwind!
Waai door mijn hof,
laat zijn balsems geuren.
Mijn lief moet in zijn hof komen,
laat hij daar zijn zoete vruchten proeven.
Hij
5,1 Hier ben ik in mijn hof,
zusje, bruid van mij.
Ik pluk mijn mirre en mijn balsem,
ik eet mijn honing uit mijn honingraat,
ik drink mijn melk en mijn wijn.
Meisjes
Eet, vriend en vriendin!
Drink, en word dronken van liefde!
Zij
2 Ik sliep, maar mijn hart was wakker.
Hoor! Mijn lief klopt aan!
‘Doe open, zusje, mijn vriendin,
mijn duif, mijn allermooiste.
Mijn hoofd is nat van de dauw,
mijn lokken vochtig van de nacht.’
3 ‘Maar ik heb mijn kleed al uitgedaan,
moet ik het weer aandoen?
En ik heb mijn voeten al gewassen,
moet ik ze weer vuil maken?’
4 Mijn lief stak zijn hand naar binnen,
een siddering trok door mij heen – om hem!
5 Toen sprong ik op, ik ging hem opendoen.
Mijn handen dropen van mirre,
mirre vloeide van mijn vingers
op de grendel van de deur.
6 En ik deed open voor mijn lief,
maar hij was weg,
mijn lief was weggegaan.
Een duizeling beving mij
toen ik zag dat hij er niet meer was.
Ik zocht hem, maar ik vond hem niet,
ik riep hem, maar hij antwoordde niet.
7 De wachters vonden mij
op hun ronde door de stad.
Ze sloegen mij, ze verwondden mij,
ze rukten mij de sluier af,
de wachters van de muren.
8 Ik bezweer je, meisjes van Jeruzalem,
als jullie mijn lief vinden,
wat zeggen jullie tegen hem?
Dat ik ziek van liefde ben.
Dat je hierover mag spreken met en tot de mensen, erover vertellen, erover mijmeren – het is heerlijk! Dan ben je dienaar van het woord, van een woord dat flonkert en glinstert.
Rinus van Warven vertelde dat hij dit programma nu al 20 jaar doet. Regelmatig wordt hij door dominees en kerkleden benaderd met de suggestie wat meer verkondigend te werk te gaan, of een kerkdienst uit te zenden. Maar het programma gaat over de illustere wereld van de levensbeschouwing, aldus de aankondiging. Er komen Boeddhisten, Bahai’s, Moslims, Joden, atheïsten, monniken, leken en geleerden in aan het woord. Het gaat over kunst, over literatuur, muziek, omgaan met het geschapene, noem maar op. Soms is het een dialoog, soms een kringgesprek, soms zijn het teksten afgewisseld met muziek.
We kwamen uit bij de kwestie van impliciet of expliciet. De evangelische richting kiest voor expliciete verkondiging, wij kiezen voor impliciete. Het betekent o.a. dat je het geheim laat staan; je ontleedt het niet, je licht het niet toe, je legt het niet uit, je verklaart het niet, maar je omcirkelt het en probeert het wat te benaderen. Met name kunstenaars en artiesten kunnen dat heel goed, dan aanduidend aangeven waarom het gaat. In een schilderij, een lied, gedicht, muziekstuk, theaterstuk, noem maar op.
Zelf zou ik durven zeggen dat we met onze geloofsuitspraken ons in een ander taalveld bevinden binnen dezelfde werkelijkheid. De geloofswereld is niet anders dan de wereld van alledag, zoals bij de omroep, met een vader die z’n zoontje naar school brengt en wordt vermoord (in Apeldoorn). We spreken even een andere taal om het onzegbare mee aan te duiden. Geloven doen we bij wijze van spreken.
De zogeheten negatieve theologie, vooral bekend door mystici als Meister Eckhart, wil God niet analyseren of ontleden. Wetend dat God onbenoembaar is, zegt hij: “De mens kan niet weten wat God is. Maar iets weet hij wel: wat God niet is. Wie van God weet dat Hij ongekend is, die kent God. Gij moet Hem beminnen zoals Hij is: geen god, geen geest, geen beeld en geen persoon”. God is beeldloos en onbenoembaar.
In deze stijl spreekt ook Freek de Jonge in zijn voorstelling ‘De Openbaring’ van 1982:
Alles is gedaan
niets helpt
doe niets.
Overal komt narigheid vann
ergens is vrede
wees nergens.
Iedereen heeft haast
iedereen is ontevreden
niemand heeft tijd
niemand is gelukkig
wees niemand.
Dit alles zegt mij veel meer dan allerlei diepzinnige theologische beschouwingen over de drieëenheid of over het wezen van God. Jezus zegt mij meer van God dan wie of wat dan ook; minder door zijn woorden, als wel door zijn leven, door zijn wijze van mens-zijn. Mens worden, jezelf vinden, worden waartoe je geroepen bent. Je naam opdelven in jezelf, in een hemels licht. Mens, adam.
Omdat we zo met muziek waren bezig geweest, gingen we daarover verder en lieten we onze fantasie de vrije loop. Rinus kent allerlei songs over geloof en leven van vele artiesten. Ik ken er ook wat van de Rolling Stones. En Ivo de Jong kent er het meeste, waarschijnlijk. Waarom zetten we niet eens met elkaar een mooie viering in elkaar rond items uit de popmuziek? En dan beeldende kunst erbij, en gedichten… Neem nou zo’n tekst over de verloren zoon bv., een nummer van de Stones – Prodigal Son
Well a poor boy took his father's bread
and started down the road, started down the road,
took all he had and started down the road,
going out in this world, where god only knows -
and that'll be the way to get along
Well poor boy spent all he had,
famine came in the land, famine came in the land;
spent all he had and famine came in the land;
said, "I believe I'll go and hire me to some man,
and that'll be the way I'll get along”
”Well”, the man said, "here’s a job
for to feed my swine, for to feed my swine;
I'll give you a job for to feed my swine" -
boy stood there and hung his head and cried,
‘cause that is no way to get along
Said "I believe I'll ride,
believe I'll go back home, believe I'll go back home;
believe I'll ride, believe I'll go back home,
or down the road as far as I can go,
and that'll be the way to get along"
”Well”, father said, "see my son
coming up to me, coming home to me";
father ran and felt down on his knees,
said "sing and praise, lord have mercy on me" Mercy
Oh poor boy stood there,
hung his head and cried, hung his head and cried;
poor boy stood and hung his head and cried,
said "Father, will you look on me as a child?" Yeah
”Well”, father said, "eldest son,
kill the fatted calf, call the family round;
kill that calf and call the family round:
my son was lost but now he is found
'cause that's the way for us to get along" Hey
Wie weet gaan we in het najaar iets moois maken, als een stelletje ouwe rockers!
21 juni 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten