Toen sprak de HEER tot u vanuit het vuur.
U hoorde een stem spreken, maar een gedaante zag u niet;
er was alleen die stem. (Deut. 4,12)
Dat stemt mij tot nadenken. Ik ging op internet op zoek naar een plaatje over de stem. Als je ‘stem’ intikt krijg je van alles over boomstammen (Engels) en soms iets over een operazangeres. Tik je ‘voice’ in, dan krijg je foto’s van Frank Sinatra en anderen. Maar een plaatje van een stem vond ik niet. Wel een oor. Dat is het orgaan waarmee wij een stem kunnen verstaan. Maar een stem zelf is niet te zien, niet in beeld te brengen. Een stem is er om gehoord te worden – meer niet. Je kunt een stem zelfs vastleggen en opnieuw laten klinken, zodat ‘ie weer tot je spreekt (‘I have a dream’, bv.). Maar fotograferen kun je een stemgeluid niet.
In Exodus 20 zegt de Eeuwige: ‘Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde’.
En toch zoeken wij altijd weer houvast; grijpen we naar beelden van God, naar voorstellingen waar we iets mee kunnen. Niet dat we aan het schilderen of boetseren slaan (dat óók), maar we zoeken ook naar beelden voor God in de táál, in woorden dus. Iemand heeft eens gezegd: God bestaat (alleen) in de taal. Als we hem verzwijgen, is hij er niet meer.
We zoeken en vinden woorden en beelden als: vader – bron – rots – - licht - eeuwige grond – schepper – rechter – bevrijder, etc. Bij elk woord ontstaat er in ons hoofd en in onze gedachten een beeld van een rots, een vader, een rechter. Dat beeld ontlenen wij aan onze wereld, aan onze ervaringen, aan ons voorstellingsvermogen.
‘Er was alleen die stem’ – wat komt er dàn in ons boven? Wat gebeurt er dan met ons hoofd, hart, denken? Een stem is héél moeilijk in beelden te denken. Ja, we krijgen beelden van de omstandigheden waarin zo’n stem klinkt; we zien (in dit geval) in gedachten het Sinaï-gebergte. We zien in gedachten de wolk, de nevel, de mist waaruit God spreekt. Maar zijn stem zelf zien we uiteindelijk niet.
Als dan in een onderzoek aan dominees gevraagd wordt of ze in een God geloven die almachtig is en in het leven van mensen ingrijpt – dan weigeren veel dominees het antwoord. Ik ook. Want dan moet je ja zeggen op één bepaald godsbeeld. Dan zeg ik liever nee. Waarom moet ik ja zeggen op een beeld van God, dat door anderen voor mij wordt neergezet? In zo’n Godsbeeld geloof ik niet.
Mag je dan nooit met beelden werken? Natuurlijk wel; we doen niet anders en we kunnen niet anders. Maar dan is het wel belangrijk om in gedachten te houden, dat het béélden zijn; geen afbeeldingen, geen foto’s, geen plaatjes. Net zoals je van een stem geen plaatje kunt maken, kun je ook van God geen plaatje maken. Je kunt wel soms een beeld gebruiken. Want dat kan ons helpen bepaalde eigenschappen en kwaliteiten van God ‘neer te zetten’: rechtvaardig, barmhartig, liefdevol, ontfermend. Maar zodra we vergeten dat het maar beelden zijn en dus hulpmiddelen, en gaan denken dat het waarheid en werkelijkheid is, gaan we een stap te ver. Dan lopen we het gevaar mensen met andere Godsbeelden te verketteren; of dan gaan we ons eigen beeld als waarheid verkopen.
In die zin kan het atheïsme een zegen zijn voor de theologie en voor de gelovigen. Met atheïsme wordt dan bedoeld: de religiekritiek. De ontmaskering van allerlei afgoderij en beeldendienst. Daar kunnen Marx en Feuerbach ons bij helpen, en Nietzsche en Freud, waarbij Marx nog de meest barmhartige is. Hij heeft er oog voor, dat des mensen ellende hem ertoe brengt op een God te vertrouwen. Nood leert bidden, nood leert geloven, had Marx gezegd kunnen hebben. Religie als vlucht, als verdovingsmiddel, als opium van het volk – maar ook als stiekem, soms onbewust protest tegen een onrechtvaardige wereld en een onrechtvaardig lot. Let er daarom op! zegt Marx.
Kuitert is ten onzent degene die de rationele religiekritiek tot het uiterste heeft doorgevoerd. Alles wat niet voor de rechtbank van de rede verantwoord kan worden, kan weg. En Kuitert gooit dat dan ook weg. Daarin is hij eerlijk en consequent. Hij durft de allermoeilijkste vragen onder ogen te zien. Hij loopt er niet voor weg. Dat is dapper; daarin is hij eerlijk en oprecht.
Mij lijkt het èn bijbels èn heilzaam om niet te schermen met Godsbeelden en met ons voorstellingsvermogen; daarover houdt de ruzie nooit op. Het lijkt mij veel beter om attent te zijn op die Stem, die tot ons spreekt.
Er zijn elke dag vele stemmen, goede en kwade. Hoe weet je dan of het stemgeluid van God daarin klinkt? Dat weet je met je hart, wanneer je nl. onrustig wordt gemaakt door die Stem. En: je kunt de boodschap van die Stem afmeten aan wat Jezus heeft gezegd, gedaan en geleefd. Want als er één beeld van God, uitbeelding van God is in deze wereld, dan is hij het, naar mijn overtuiging.
6 juli 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten