10 september 2010

Doopvragen

-
In Velp gebruiken wij bij een doop de volgende vragen:

1. Zijn jullie bereid om je kind op te voeden in gesprek met elkaar,
luisterend naar wat bij elk van jullie in je hart leeft
en zijn jullie bereid aan je kind àlle ruimte en bescherming te geven,
die het als klein en kwetsbaar mensenkind nodig heeft?

2. Vertrouw je je kind aan God toe
in goede en in kwade dagen,
in voorspoed en in tegenspoed?

3. Beloof je je kind trouw te blijven,
wàt de toekomst ook brengen zal,
en het te eerbiedigen wáár het ook gaan zal,
steeds eraan denkend dat jullie kind
een kind van God is?

4. Wil je je kind voorgaan op de weg van het geloof,
wil je het vertellen van Jezus Christus
en het vertrouwd doen raken met de Bijbel en met de gemeente?

Wat is hierop je antwoord? ...

Bevestiging:

Moge de Eeuwige je daarin bevestigen en sterken,
nu en altijd - amen.
-

1 opmerking:

Jan Gerrit Zomer zei

Zoekend naar woorden bij de bediening van de kinderdoop kwam ik jullie tekst tegen. Ik vind het zelf best spannend om buiten de teksten, die de traditie ons aanreikt, om te gaan - gooi ik niet iets weg, dat ik misschien zelf nog niet helemaal doorgrond heb? - maar de kloof tussen de oude woorden en de huidige hoorden vragen in ieder geval om hertaling. En dan nog kun je het gevoel hebben, dat Jezus zelf toch veel ongecompliceerder durfde uitroepen dat de kinderen bij hem welkom waren. In ieder geval dank voor de poging die jullie wagen.
Misschien komt het her en der nog eens van pas, maar in onderling overleg is er bij ons (hervormde gemeente "De Rank" - PKN - te Staphorst) de volgende dooponderwijzing uitgerold:

Dopen - wat is dat, wat doe je dan?

Dopen is een voorschot nemen op de toekomst.
In de keuze voor de doop belijdt de mens Jezus als de Heer van zijn/haar leven. Dopen heeft niets te maken met geboren worden, maar met opníeuw-geboren worden. De doop is niet het begin van je levensweg, waarop je van een klein kind, dat van niets weet, langzaam groot groeit tot volwassene; het is veeleer omgekeerd: in de doop legt de grote mens-in-ons zijn grootheid af om weer te worden als een kind – anders kan hij het Koninkrijk van God niet zien.

Dopen is een voorschot nemen op de toekomst.
Als we kinderen dopen, weten we dat hun leven nog vorm moet krijgen. We weten ook dat hun leven gekenmerkt zal zijn, door wat óns leven kenmerkt; hun leven is nieuw – maar daarin minder nieuw dan we hen zouden gunnen. Ongewild geven we mee, wat we hen wilden besparen. En ook de wereld, waarin ze hun plaats zoeken, is geen neutraal terrein. Niemand krijgt een blanco start. Onze uitgangsposities zijn alle ongelijk. Het is geen deugd als je al bij je geboorte bevoorrecht bent; het is geen ondeugd als je bij je geboorte al benadeeld bent. Wij leven allen van liefde en aandacht; en we weten allen dat juist daarin ons tekort schuilt. Een leven lang wachten we op die liefde en zolang we zijn, vraagt het leven van ons die liefde te geven. Leven is: geboren-zijn om zich uit te strekken naar die vervulling.
(Indien dan wij, hoewel we slecht zijn, het goede weten te geven aan wie óns zijn toevertrouwd, hoeveel te meer zal onze hemelse Vader het goede geven aan hen die Hem daarom bidden.)

Dopen is een voorschot nemen op de toekomst.
God is goed. God is die liefde, die er al was voordat wij er waren. Die ons met open armen opvangt. Die niet vraagt of wij ons willen bewijzen. Die ons kent zoals we zijn en tóch van ons houdt. Die ons op voorhand zijn vaderlijke hand en trouwe liefde biedt. Hij neemt nu en telkens het initiatief. Stapt heen over onze onmacht, vult ons tekort aan, vergeeft ons wat ons aan te rekenen valt. Hij daagt ons uit te worden wie we zijn: we zijn immers geschapen naar zijn beeld? Hij staat aan het begin en wacht ons aan het einde. Hij is van al het zijnde, oorsprong en doel en zin.

In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

Jan Gerrit Zomer