5 december 2010

Advent






























Fra Angelico (rond 1430): de Annunciatie


Een schildering stil en ingetogen, en toch vol spanning! Er is héél veel te zien. Maria, met het blauwe kleed, afgebeeld als edelvrouwe. Tegenover haar de engel Gabriël, de boodschapper van God. Vol respect begroeten ze elkaar. Boven hen een hemels baldakijn, blauw met gouden sterren. Vanuit het goddelijk licht (linksboven) bereikt een straal het hart van Maria. Halverwege, net links van de middelste pilaar, zien we de Heilige Geest in de gedaante van een duif neerdalen. Helemaal links wordt de Hof van Eden afgebeeld, waaruit Adam en Eva worden verdreven. Beschaamd trekken zij weg, als beeld van mensen die hun roeping – beeld van God te zijn – hebben laten mislukken.

In het rechter gedeelte wordt de hoop geboren op een nieuw begin. Niet Jozef, niet weer een man zal de vader zijn, maar de Eeuwige zelf, door het scheppend woord dat hij spreekt. “Hoe is de maagd Maria dan ooit bevrucht?” vroegen mensen aan de kerkvader Augustinus. “Door het oor”, was zijn antwoord. Grote hilariteit. “Hoe kan dat nou?!” Dit was zijn antwoord: “De Eeuwige sprak tot haar door Gabriël, zijn bode; dat Woord is door haar oor naar binnen gegaan; dat Woord is in haar vlees - mens – geworden”. God zelf schept een nieuw begin in ons midden. Hij komt wonen onder de mensen.

"Het Woord dat in het begin er al bij was, dat bij God was, woord en daad dat God zèlf was, dat Woord is VLEES geworden". Welk woord is vlees geworden? Het eerste scheppingswoord, ‘Licht'. En: ‘hebt elkander lief', eerste en laatste woord van de Schrift; dát woord is vlees geworden, mens van vlees en bloed. Vlees, dat is: vleselijk, vergankelijk, lijfelijk echt, kwetsbaar als wij! Een mènsenkind. Geen onverdeeld succes, net zo min als wij. Geen sterke God, die orde op zaken komt stellen als een vijfsterren generaal, op eigen kracht. NEE! Geen God, die alle ellende nu eindelijk eventjes opruimt voor ons. Maar: een mens, een mensenkind, in de kribbe al bijna vermoord door de machten van de duisternis.

Wie God wil horen, zien en betasten, moet in deze mensenwereld zoeken. Nergens anders komt hij aan het licht dan in mensen die tastbaar, nietig en aanvechtbaar zijn als hij. Wij zegt Johannes wij hebben hem met onze handen getast, en hebben zijn heerlijkheid gezien.
-

Geen opmerkingen: